Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoeken
4.Verweer
5.Beoordeling
6.Beslissing
[verzoeker],
geboren op [datum] te [plaats];
[plaats];
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak verzoekt een 75-jarige man de rechtbank om de ontkenning van het vaderschap van zijn overleden huwelijkse vader, [naam 1], en de vaststelling van het vaderschap van zijn overleden biologische vader, [naam 2]. De rechtbank behandelt de verzoeken in het licht van de wetgeving uit de jaren '40 van de 20e eeuw, waarbij de concepten van natuurlijk kind en wettiging aan de orde komen. De verzoeker stelt dat hij nooit een band heeft gevoeld met [naam 1] en dat hij pas recentelijk heeft ontdekt dat hij niet zijn biologische vader is. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot ontkenning van het vaderschap te laat is ingediend, maar overweegt dat het vasthouden aan de termijn een ongerechtvaardigde inmenging in het familieleven van de verzoeker zou zijn, in strijd met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank besluit dat er voldoende rechtvaardiging is om van de termijn af te wijken en verklaart het verzoek tot ontkenning van het vaderschap gegrond. De ontkenning werkt terug tot de geboorte van de verzoeker, waardoor hij alleen in familierechtelijke betrekking staat tot zijn moeder. De zaak met betrekking tot de vaststelling van het vaderschap van [naam 2] wordt aangehouden totdat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.