In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser, h.o.d.n. InterTiles, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor betaling van een eindfactuur van € 10.782,01, die voortvloeit uit een overeenkomst van aanneming van werk voor het leggen van tegels in de woning van gedaagde. De vordering is ingesteld na een wijziging van eis en omvat ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde heeft de vordering gedeeltelijk betwist, met als argument dat er te veel m² aan tegels in rekening is gebracht en dat bepaalde werkzaamheden, zoals het schuren van vloeren, niet tot de opdracht behoorden. Tijdens de zitting op 12 januari 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden, en hebben zij hun standpunten toegelicht.
De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Eiser heeft erkend dat hij ten onrechte extra snijverlies in rekening heeft gebracht en heeft zijn vordering dienovereenkomstig verminderd. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer met betrekking tot de in rekening gebrachte m² aan tegels en de prijs voor het schuren van de vloeren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat gedaagde gehouden is de verminderde vordering te voldoen. De rechter heeft de vordering tot betaling van € 9.947,99 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten voor rekening van gedaagde gesteld. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke vereisten.