Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
[naam werknemer], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. J.H.F. Overkleeft.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar arts-gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat eiseres verplichtte het loon van haar werknemer [naam werknemer] door te betalen tot 9 januari 2018. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 25 november 2016, waarin verweerder oordeelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De werknemer had toestemming gegeven voor het inzien van zijn medische gegevens, en de rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de re-integratie van de werknemer onderzocht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer sinds 1 augustus 2004 in dienst was bij eiseres en op 13 januari 2015 uitviel door lichamelijke en psychische klachten. De verzekeringsarts had een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat de werknemer beperkt was in zijn functioneren. Eiseres heeft aangevoerd dat de bedrijfsarts conform de NVAB-richtlijnen heeft gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende waren. De rechtbank heeft de conclusie van verweerder gevolgd dat eiseres niet adequaat heeft gereageerd op de re-integratieverplichtingen, en dat er geen bevredigend resultaat was behaald.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en haar veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers onder de Wet WIA en de noodzaak voor adequate re-integratie-inspanningen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.