ECLI:NL:RBNHO:2018:3513

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
C/15/271473 / HA RK 18/51
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 13 april 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van mr. A.E. Merkus afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.E. Koopmans, stelde dat de rechter onvoldoende voorbereid was op de zaak en dat er sprake was van schijn van vooringenomenheid. De verzoeker voerde aan dat de rechter geen kennis had genomen van belangrijke transcripties en geluidsfragmenten, en dat de rechter zich te veel had beperkt in haar vragen tijdens de zitting. De rechter verdedigde zich door te stellen dat zij de zaak wel degelijk had voorbereid en dat er geen aanleiding was om de geluidsfragmenten te beluisteren, aangezien de inhoud van de transcripties niet ter discussie stond.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker zijn aangevoerd, geen grond opleverden voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechter jegens hem enige vooringenomenheid koesterde.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de leden van de wrakingskamer, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/271473 / HA RK 18/51
Beslissing van 13 april 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsvrouw: mr. C.E. Koopmans,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.E. Merkus,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
De verzoeker heeft bij brief van 12 maart 2018 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer 6523846 BM VERZ 17-3066, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft bij schrijven van 22 maart 2018 op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 13 april 2018. De verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker en de rechter zijn verschenen. De advocaat van de wederpartij, mr. R.L. Beckers, heeft van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een schriftelijke reactie van 11 april 2018.

2.Standpunten

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechter onvoldoende was voorbereid op de zaak waardoor conclusies zijn getrokken, zonder dat de waarborgen van goede rechtspleging in acht zijn genomen.
De schijn van vooringenomenheid blijkt volgens de verzoeker onder meer uit het feit dat de rechter aan het einde van de zitting desgevraagd heeft aangegeven dat zij van de bijgevoegde transcripties en geluidsfragmenten geen kennis had genomen. Dit terwijl deze tijdig aan de rechtbank zijn toegezonden en de inhoud van de transcripties van evident belang is voor een goede behandeling van de zaak. Daarnaast is aangevoerd dat de rechter, nadat zij de vader [naam] voorafgaand aan de zitting heeft gehoord, de zitting heeft geopend met de woorden dat de zaak feitelijk erg eenvoudig was, omdat de vader had gezegd dat hij bekend is met de inhoud van zijn levenstestament, hier nog steeds achter staat en het erg naar zijn zin heeft in zijn nieuwe situatie. Verder is aangevoerd dat aan geen van de partijen vragen zijn gesteld, terwijl het stellen van vragen wel in de rede had gelegen. Ook heeft de rechter zich beperkt tot de vraag of bewind moet worden ingesteld, zonder aandacht te besteden aan de reden ervan, namelijk financieel misbruik van een oudere door de huidige zaakwaarnemer/beoogd bewindvoerder. Daar komt bij dat de vader -die gediagnosticeerd is met de ziekte van Alzheimer- voorafgaand aan de zitting gedurende ongeveer 5 minuten door de rechter is gehoord, zonder dat hierbij een geriater of specialist ouderengeneeskunde betrokken was. Blijkens de transcripten van de gesprekken - waarvan dus geen kennis is genomen - gaf de vader er blijk van het niet eens te zijn met het feit dat hij zijn vermogen contant moest afstaan aan zijn huidige zaakwaarnemer/beoogd bewindvoerder. Hieraan is door de rechter ook geen aandacht geschonken.
2.2
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangevoerd dat zij de zaak vanzelfsprekend heeft voorbereid. Daarbij was gebleken dat onvoldoende tijd voor de behandeling ter zitting was uitgetrokken, hetgeen zij nog heeft kunnen verruimen.
Wat betreft het kennis nemen van producties heeft zij aangevoerd dat zij inderdaad heeft aangegeven dat zij geen kennis heeft genomen van de bijgevoegde geluidsfragmenten. Echter van de transcripten van de telefoongesprekken heeft zij wel degelijk kennis genomen. Nu de inhoud daarvan niet was betwist, bestond er voor haar geen aanleiding om de geluidsfragmenten te beluisteren. De rechter benadrukt dat er geen sprake is van vooringenomenheid aan haar zijde.
2.3
Uit het schrijven van de wederpartij in de hoofdzaak blijkt het volgende.
Volgens de wederpartij heeft de rechter enkel verklaard dat zij de corresponderende geluidsfragmenten bij het overgelegde transcript niet heeft beluisterd. De wederpartij stelt dat het beluisteren van de fragmenten in deze zaak niets toevoegt, nu geen onzekerheid bestaat over enig fragment. Ook staat de geloofwaardigheid van de transcripten niet ter discussie. De rechter heeft dan ook kunnen volstaan met het uitvoerige transcript.
Voorts heeft de rechter er met recht voor gekozen om de betrokkene voorafgaand te horen, in het kader van de beantwoording van de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van diens wensen als volgens het levenstestament.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
Uit het wrakingsverzoek en de mondelinge behandeling ter zitting blijkt niet dat er aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert dan wel dat haar handelen grond heeft gegeven voor de vrees dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.3
De grondslag van het wrakingsverzoek is onder meer gelegen in de stelling dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft getoond door geen kennis te nemen van de bijgevoegde transcripten en geluidsfragmenten. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat dit feitelijk onjuist is. Vast is komen te staan dat de rechter wel degelijk kennis heeft genomen van de producties inhoudende de transcripten.
Er bestond voor de rechter geen aanleiding om - naast het lezen van de transcripten - tevens de geluidsfragmenten te beluisteren, nu de juistheid van de weergave van de inhoud van de fragmenten niet is betwist en in het geheel niet ter discussie heeft gestaan.
3.3
Daarnaast is aangevoerd dat de rechter bij aanvang van de zitting heeft verklaard dat de zaak feitelijk eenvoudig van aard was. De rechtbank stelt vast dat de rechter bij aanvang van de zitting - op zakelijke wijze - het juridische kader voor partijen heeft geschetst. Het schetsen van een beoordelingskader kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat de rechter hiermee de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Door het kader voor partijen uiteen te zetten wordt voorkomen dat een verrassingsbeslissing wordt gegeven en hebben partijen de gelegenheid om een andersluidende visie te geven.
3.5
De overige door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden betreffen de wijze van vraagstelling van de rechter ter terechtzitting en de overige wijze van behandeling waaronder de beslissing om de vader te horen zonder betrokkenheid van een medicus.
Het is vaste rechtspraak dat de vraag of een inhoudelijke aanpak van de zaak of een beslissing al dan niet juist moet worden geacht, zich niet leent voor een oordeel door de wrakingskamer en slechts in een eventueel hoger beroep kan worden getoetst. Dit is slechts anders indien een beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet deze situatie zich in deze zaak niet voor.
3.6
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren dus geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking, ook niet in onderling verband en samenhang beschouwd.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld in handen van de voorzitter van het team Kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. B. Liefting-Voogd, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.