ECLI:NL:RBNHO:2018:3889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
6258894 \ CV EXPL 17-7558
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike en inspectie

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Air France wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Parijs op 24 januari 2017. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Air France en zouden aansluitend van Parijs naar Santiago (Chili) vliegen. Door een vertraging van de vlucht vanuit Amsterdam, die meer dan drie uur bedroeg, misten zij hun aansluitende vlucht. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Air France betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een birdstrike, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid is. De kantonrechter oordeelde dat Air France niet voldoende had aangetoond dat de gehele vertraging van twee uur te wijten was aan de birdstrike en de daaropvolgende verplichte inspectie. De rechter stelde vast dat de inspectie slechts 20 minuten had geduurd, terwijl de vlucht uiteindelijk met twee uur vertraging vertrok. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de vertraging volledig aan de birdstrike was toe te rekenen.

De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe en veroordeelde Air France tot betaling van € 2.070,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter oordeelde dat Air France niet had voldaan aan haar verplichtingen om de vertraging te vermijden en dat de passagiers recht hadden op compensatie volgens de Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6258894 \ CV EXPL 17-7558
Uitspraakdatum: 16 mei 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]

pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind

3. [passagier 3]

wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: R. Bos (Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France S.A.
gevestigd te Roissy CDG Cedex
verwerende partij
verder te noemen: Air France
gemachtigde: P. Frühling

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 18 augustus 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 8 februari 2018.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Air France een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air France de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Parijs op 24 januari 2017 (vluchtnummer AF1441) met geplande vertrektijd 20:30 uur (lokale tijd) en geplande aankomsttijd 21:45 uur (lokale tijd) en vervolgens van Parijs naar Santiago (Chili) op 24 januari 2017 (vluchtnummer AF0406) met geplande vertrektijd 23:40 uur (lokale tijd) en geplande aankomsttijd op 25 januari 2017 om 10:05 uur (lokale tijd).
2.2.
De vlucht vanuit Amsterdam is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Chili hebben gemist. Als gevolg hiervan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht, te weten op vlucht AF406 op 25 januari 2017 van Parijs naar Santiago. De passagiers zijn 24 uur later op de eindbestemming aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Air France gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Air France heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagier sub 2 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind, de passagier sub 3, te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Air France te veroordelen tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Air France vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Air France van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Air France betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij in deze zaak bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Santiago de Chile, zodat Air France op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Air France kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Air France voert in dit verband aan dat de vlucht vanuit Amsterdam (AF1441) is vertraagd, doordat op de aanvoerende vlucht van Parijs naar Amsterdam (AF1440) één van de motoren van het toestel in aanvaring kwam met vogels. Er was volgens Air France sprake van een zogeheten “birdstrike”. Air France heeft in dit verband verwezen naar een vluchtfiche en een verslag van de ploegleider. Air France heeft uitvoerig gemotiveerd dat een birdstrike als een buitengewone omstandigheid moet worden aangemerkt. Voorts voert Air France aan dat zij met alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen niet heeft kunnen vermijden dat zij tijdens het uitvoeren van de aanvoerende vlucht geconfronteerd zou worden met een birdstrike.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat Air France voldoende heeft aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht heeft uitgevoerd na de “aanvoerende vlucht” (AF1440) bij aankomst in Amsterdam geïnspecteerd diende te worden in verband met een birdstrike. Gelet
op het Peṥková-arrest van het Hof van 4 mei 2017 (C-315/15) is vertraging als gevolg van de birdstrike aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De passagiers hebben echter gesteld dat de verplichte inspectie slechts 20 minuten heeft geduurd, terwijl de vertrekvertraging 2 uur was. Voor de overige 100 minuten van de vertrekvertraging heeft Air France volgens de passagiers geen verklaring gegeven. De passagiers hebben in dit verband gewezen op een e-mail van 4 april 2017 van Air France. Daarin staat het volgende vermeld:
“(…) Hierbij stuur ik u een kopie van het gate rapport.
AF1441 24JAN17 RTE. CDG RMK1:DLU RMK2:LIA
KL 24JAN17 20:59 24JAN17 22:10 ER MOEST EEN GWK KOMEN IVM EEN BIRDSTRIKE 20
ER MOET EEN GWK KOMEN VERZOEK CAPTAIN 20:31
DE GWK IS NOG BEZIG 20:42
DE GWK IS NU GEREED 20:51”.
4.5.
Uit het verweer en de door Air France overgelegde stukken valt niet op te maken hoe lang de inspectie heeft geduurd, terwijl uit het hiervoor aangehaalde gate rapport volgt dat de inspectie om 20:51 uur gereed was. Air France heeft de stelling van de passagiers dat de inspectie 20 minuten heeft geduurd ook niet betwist. Vast staat dat de vlucht van Amsterdam naar Parijs oorspronkelijk gepland stond om 20:30 uur te vertrekken. Gelet hierop is onduidelijk waarom de vlucht vanuit Amsterdam uiteindelijk met 2 uur vertraging is vertrokken. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de gehele (vertrek)vertraging is toe te schrijven aan de birdstrike en de daarop volgende verplichte inspectie. Wellicht dat de vlucht na de inspectie op een nieuw slot heeft moeten wachten, maar dat heeft Air France niet aangevoerd en dus ook niet aannemelijk gemaakt. Air France heeft derhalve onvoldoende aangetoond dat de vertraging van de vlucht vanuit Amsterdam in de onderhavige zaak slechts het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat Air France heeft voldaan aan haar verplichting tot het treffen van alle redelijke maatregelen om de vertraging te vermijden. Air France heeft enkel aangevoerd dat zij de birdstrike op zichzelf niet heeft kunnen vermijden. Air France heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - niet heeft kunnen vermijden dat de birdstrike en de daaropvolgende inspectie waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging (van twee uur) van de vlucht hebben geleid.
4.6.
Nu dat Air France voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Air France, omdat zij ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen of een gerechtelijke schikking aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Air France tot betaling aan de passagier van € 2.070,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.800,00 vanaf 24 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Air France tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 223,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter