Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6117313 CV EXPL 17-6066
Uitspraakdatum: 11 april 2018
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [de passagier]
gemachtigde mr. J. El Haddouchi
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Emirates
statutair gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde
hierna te noemen Emirates
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer
1.Het procesverloop
[de passagier] heeft bij dagvaarding van 20 juni 2017 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [de passagier] een conclusie van repliek genomen, waarna Emirates een conclusie van dupliek heeft ingediend. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
2.De feiten
2.1.
[de passagier] heeft op 17 mei 2016 via reisbureau D-reizen een vliegticket geboekt voor vlucht EK0150 op 19 mei 2016 van Amsterdam Schiphol via Dubai naar Port Sudan in Soedan (hierna: de vlucht).
2.2.
Op 19 mei 2016 is [de passagier] door personeel van Emirates de toegang tot de vlucht ontzegd.
2.3.
[de passagier] beschikt over een Syrisch paspoort, afgegeven op 12 september 2007 en tweemaal verlengd, laatstelijk tot 2 augustus 2018. [de passagier] beschikt tevens over een door Nederland afgegeven vluchtelingenpaspoort, ook wel titre de voyage genoemd.
2.4.
Syrische staatsburgers die reizen op een Syrisch paspoort hebben geen visum nodig voor de toegang tot Soedan.
2.5.
Reizigers die reizen op basis van een door Nederland afgegeven vluchtelingenpaspoort hebben voor de toegang tot Soedan een visum nodig.
2.6.
[de passagier] beschikte niet over een visum voor Soedan.
2.7.
[de passagier] stelt dat hem zonder legitieme reden toegang tot de vlucht is ontzegd en hij maakt aanspraak op compensatie op grond van de EG-verordening 261/2004 en op terugbetaling van zijn vliegticket.
2.8.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
3.De vordering
3.1.
[de passagier] vordert dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2016 als compensatie voor de instapweigering;
- € 545,62 terzake terugbetaling van het vliegticket;
- de proceskosten inclusief nakosten, waaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde.
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2016 als compensatie voor de instapweigering;
- € 545,62 terzake terugbetaling van het vliegticket;
- de proceskosten inclusief nakosten, waaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde.
3.2.
[de passagier] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). [de passagier] stelt dat hem zonder geldige reden de toegang tot de vlucht is ontzegd, namelijk omdat volgens Emirates zijn paspoort niet in optimale conditie zou zijn. [de passagier] stelt dat hij beschikte over een geldig Syrisch paspoort, dat weliswaar niet in nieuwstaat verkeerde, maar nog goed genoeg was om er mee te reizen. Na de instapweigering is [de passagier] in februari 2017 met hetzelfde paspoort zonder problemen naar Khartoum in Soedan gereisd.
4.Het verweer
4.1.
Emirates betwist de vordering. Zij voert aan dat [de passagier] niet de toegang tot de vlucht is ontzegd vanwege zijn beschadigde Syrische paspoort, maar omdat hij niet beschikte over een visum voor Soedan, hetgeen in combinatie met het door hem bij de incheckbalie getoonde vluchtelingenpaspoort verplicht is voor toelating tot Soedan. Zonder visum mocht Emirates hem niet vervoeren.
4.2.
Emirates heeft aangevoerd dat zowel Nederland, de Verenigde Arabische Emiraten als Soedan partij zijn bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944 (Verdrag van Chicago). Op grond van artikel 3.33 annex 9 Verdrag van Chicago moet een luchtvaartmaatschappij voor vertrek controleren of passagiers beschikken over de juiste reisbescheiden. Doet zij dit niet en wordt een passagier bij aankomst de toegang tot het grondgebied van het bestemmingsland geweigerd, dan dient de luchtvaartmaatschappij die persoon terug te nemen en te vervoeren naar de staat van waaruit hij werd vervoerd. Naar Nederlands recht kan het vervoeren van personen die niet beschikken over voldoende reisbescheiden kwalificeren als een strafbaar feit.
4.3.
Emirates heeft de door de check-in agent in het check-in systeem gemaakte aantekeningen overgelegd. Deze luiden als volgt:
cust refused to trvl due broken syrian ppt/ and no visa for sudan in dutch titre du voyage/pax taken by dutch royal police for interview/(..).
cust refused to trvl due broken syrian ppt/ and no visa for sudan in dutch titre du voyage/pax taken by dutch royal police for interview/(..).
4.4.
Na de instapweigering is [de passagier] door de Koninklijke Marechausse meegenomen voor verhoor en heeft hij zich daarna niet meer bij de incheckbalie gemeld. Emirates heeft hem vervolgens geregistreerd als “no show”.
5.De beoordeling
5.1.
Emirates is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van het bepaalde in artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen, nu Emirates in de onderhavige procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het de eigen verantwoordelijkheid van de passagier is om te zorgen dat hij over de juiste reisbescheiden beschikt. Als onweersproken staat vast dat [de passagier] zich bij de incheckbalie heeft gemeld met een door Nederland uitgegeven vluchtelingenpaspoort. Als onweersproken staat eveneens vast dat passagiers die reizen op een door Nederland uitgegeven vluchtelingenpaspoort een visum voor Soedan nodig hebben en dat [de passagier] daarover niet beschikte.
5.3.
Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat [de passagier] niet beschikte over de juiste reisbescheiden en dat Emirates hem daarom niet mocht toelaten tot de vlucht. Dat [de passagier] als Syrisch staatsburger met een Syrisch paspoort zonder visum naar Soedan had kunnen reizen, doet daaraan niet af. Hij heeft immers bij de incheckbalie zijn Nederlandse vluchtelingenpaspoort als reisdocument getoond, zoals ook blijkt uit de door de check-in agent gemaakte aantekeningen, klaarblijkelijk omdat het Syrische paspoort beschadigd was.
5.4.
Emirates heeft [de passagier] de toegang tot de vlucht ontzegd om een legitieme reden, te weten het ontbreken van de juiste reisbescheiden. Aangezien het de eigen verantwoordelijkheid van [de passagier] was om te zorgen dat hij over de juiste reisbescheiden beschikte, kan hij geen aanspraak maken op compensatie, noch op vergoeding van zijn vliegticket.
5.5.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering van [de passagier] afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [de passagier] , omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Emirates worden gemaakt.
6.De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [de passagier] tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Emirates tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde en tot betaling van € 50,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Emirates worden gemaakt, en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter