ECLI:NL:RBNHO:2018:4543

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
6458339/ CV EXPL 17-8174 (WS)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van een huurwoning wegens het voorhanden hebben van hennep

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Het Grootslag een vordering ingesteld tegen [gedaagde] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De vordering is gebaseerd op het aantreffen van ruim 7 kilo hennep in de woning van [gedaagde], wat volgens het Grootslag een schending van de huurvoorwaarden zou zijn. De kantonrechter heeft op 9 mei 2018 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 9 april 2018 heeft [gedaagde] betwist dat er sprake was van overlast of dat hij de woning niet als goed huurder gebruikte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van hennepteelt of handel vanuit de woning, en dat de aanwezigheid van hennep niet automatisch leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst niet van zodanige aard was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering van het Grootslag werd afgewezen, en de proceskosten werden aan het Grootslag opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6458339/ CV EXPL 17-8174 (WS)
Uitspraakdatum: 9 mei 2018
Vonnis in de zaak van:
De stichting Woningstichting Het Grootslag
gevestigd te Wervershoof
eiseres
verder te noemen: het Grootslag
gemachtigde: mr. I.M. Sinnige
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. G.E. Helder

1.Het procesverloop

1.1.
Het Grootslag heeft bij dagvaarding van 6 november 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 9 april 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op 5 juni 2013 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten betreffende de woning aan de [adres] (verder: de woning). Bij de huurovereenkomst is als bijlage a gevoegd een document genaamd “Algemene Huurvoorwaarden Woningstichting Het Grootslag voor zelfstandige woonruimte” (verder: de huurvoorwaarden). In artikel 7, tweede lid, van de huurvoorwaarden staat het volgende:
“Uw woning is bestemd als woonruimte. U gebruikt het gehuurde volgens bestemming en als goed huurder.”In artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden staat het volgende:
“Het is niet toegestaan om in het gehuurde prostitutie te (laten) bedrijven of activiteiten te (laten) verrichten die op grond van het strafrecht en meer in het bijzonder de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, zoals hennep kweken en XTC produceren. Het is niet toegestaan drugs te verhandelen vanuit het gehuurde. Voor de genoemde punten geldt, dat wij bij ernstige overlast de huurovereenkomst op de kortst mogelijke termijn zullen beëindigen/ ontbinden.”
2.2.
Op 18 april 2017 is [gedaagde] door de politie aangehouden. Na de aanhouding is de politie de woning van [gedaagde] binnengetreden en is de woning doorzocht. In de trapkast in de woning is door de politie ruim 7 kilo hennep aangetroffen.
2.3.
Bij brief van 11 juli 2017 heeft het Grootslag [gedaagde] verzocht de huurovereenkomst op te zeggen. [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.

3.De vordering

3.1.
Het Grootslag vordert dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de woning.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de aanwezigheid van ruim 7 kilo hennep een strafbaar feit oplevert en dat daarmee artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden is geschonden. De hoeveelheid maakt het aannemelijk dat is gehandeld vanuit het verhuurde. [gedaagde] heeft ook in strijd met zijn wettelijke verplichting gehandeld om het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Het Grootslag voert een zero tolerance beleid en heeft een groot belang bij ontbinding van de huurovereenkomst. Er bestaan risico’s voor stankoverlast en verloedering van de buurt.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij de woning als een goed huurder en overeenkomstig de bestemming gebruikt. In het vijfde lid van artikel 7 van de huurvoorwaarden staat dat bij ernstige overlast de huurovereenkomst zal worden beëindigd. Van overlast is echter geen sprake. Er is sprake van een tijdelijke opslag van hennep terwijl van handelen, knippen of kweken niet is gebleken. Voorts dient een belangenafweging te worden gemaakt waarbij de belangen van [gedaagde] zwaarder wegen dan de belangen van het Grootslag.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat iedere tekortkoming in de nakoming – ook de niet toerekenbare – de ontbinding van de huurovereenkomst kan bewerkstelligen, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een grond voor ontbinding ligt bij het Grootslag.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat geen sprake is van teelt van hennep in de woning. In dergelijke gevallen, zeker indien ook sprake is van het aftappen van elektriciteit, is de gevaarzetting voor omwonenden al reden om de huurovereenkomst te ontbinden. Er is in deze gevallen bijna altijd sprake van niet goed huurderschap. Bij de opslag van hennep is gevaarzetting niet aanwezig althans dit is niet door het Grootslag gesteld.
5.3.
Het Grootslag heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat sprake is geweest van handel vanuit de woning. Het enkele feit dat er een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen, is daartoe onvoldoende. Uit de door [gedaagde] gegeven toelichting ter zitting is het veeleer aannemelijk dat deze grote hoeveelheid hennep bestemd was voor een of meer coffeeshops zodat geen sprake is van handel vanuit de woning. Met handel vanuit de woning is doorgaans wel overlast voor de buurt door het af- en aanrijden van koeriers en ook klanten. Daarvan is niets gebleken.
5.4.
Ook het door het Grootslag aangevoerde gevaar voor geuroverlast is niet nader geconcretiseerd. De aangetroffen hennep was blijkens het politierapport verpakt in zakken en seals en bevond zich in een kelderkast zodat ook niet aannemelijk is dat sprake was van geuroverlast voor derden.
5.5.
Vaststaat wel dat sprake is van een strafbaar feit omdat de Opiumwet het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid hennep strafbaar stelt. Er bestaat echter geen rechtsregel die bepaalt dat het plegen van een strafbaar feit in de verhuurde woning zonder meer een tekortkoming jegens de verhuurder oplevert. Op grond van artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden is het [gedaagde] echter contractueel verboden om activiteiten te verrichten die op grond van het strafrecht strafbaar zijn gesteld. In die zin is er volgens het Grootslag sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst omdat [gedaagde] een strafbaar feit in de woning heeft gepleegd.
5.6.
[gedaagde] heeft erop gewezen dat artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden een verband legt met overlast en dat van overlast niet is gebleken. Er staat immers in artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden dat bij genoemde punten geldt dat alleen bij ernstige overlast zal worden beëindigd of ontbonden. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat [gedaagde] stelt dat hij artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden niet heeft overtreden. Op grond van artikel 8 EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven en zijn woning. De bepaling dat een huurder bepaalde dingen niet in zijn woning mag doen, is een inbreuk op dit grondrecht. Een contractuele inbreuk op dit grondrecht kan evenwel gerechtvaardigd zijn als de verhuurder door de gedragingen van de huurder in zijn belangen wordt geschaad. Het enkele feit dat een strafbaar feit is begaan in de woning betekent echter niet dat de verhuurder in zijn belangen is geschaad. De verhuurder zal duidelijk moeten maken waarom het plegen van een strafbaar feit in de woning haar belangen zodanig schaadt dat een inbreuk op het grondrecht gerechtvaardigd is. Het voorhanden hebben van hennep in de woning levert, evenals bijvoorbeeld het voorhanden hebben van een door een misdrijf verkregen goed in de woning, in beginsel geen nadeel voor de verhuurder en/ of de overige huurders van de verhuurder op. Er moet dus naast het begaan van een strafbare feit in de woning iets meer aan de hand zijn. Artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden is dan ook te ruim geformuleerd en daardoor deels in strijd met artikel 8 EVRM en zal in zoverre buiten toepassing worden gelaten zodat de gedraging van [gedaagde] geen schending van artikel 7, vijfde lid, van de huurvoorwaarden oplevert.
5.7.
De mede door het Grootslag genoemde grondslag voor de ontbinding bestaat uit het niet gebruiken van het gehuurde overeenkomstig de bestemming. Het gedeelte van de woning dat voor opslag van hennep is gebruikt is evenwel dermate ondergeschikt aan het gedeelte van de woning dat door [gedaagde] is gebruikt als woonruimte dat het door het Grootslag gewenste gevolg, namelijk de ontbinding van de huurovereenkomst, niet wordt bereikt. Als al gesproken moet worden van een tekortkoming dan is deze tekortkoming van een dergelijke geringe betekenis, dat deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.8.
De kantonrechter merkt bij dit alles op dat dit vonnis geen vrijbrief voor [gedaagde] is om andermaal een voorraad hennep in zijn woning te bewaren. Het is heel wel mogelijk dat een tweede doorzoeking van de woning zoveel onrust in de buurt veroorzaakt dat een volgend strafbaar feit wel nadeel voor de verhuurder oplevert. [gedaagde] is mitsdien een gewaarschuwd man.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van het Grootslag zal afwijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van het Grootslag, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt het Grootslag tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 300,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter