Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier 1]
Delta Air Lines Inc.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines wegens de annulering van hun vlucht KL 6013 van Amsterdam naar Fort Lauderdale op 6 januari 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Delta Air Lines betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een winterstorm die leidde tot een 'state of emergency' in Georgia, waardoor de luchthaven van Atlanta operationeel verstoord was.
De kantonrechter heeft de argumenten van Delta Air Lines beoordeeld en geconcludeerd dat de luchtvaartmaatschappij onvoldoende heeft aangetoond dat de vlucht niet had kunnen worden uitgevoerd. De luchthaven van Atlanta was nog geopend voor aankomende en vertrekkende vluchten, en de annulering van honderden vluchten was deels te wijten aan omstandigheden op andere luchthavens. De rechter heeft daarom het beroep op buitengewone omstandigheden verworpen en de vordering van de passagiers tot betaling van € 1.200,- aan compensatie toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 februari 2017.
Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 180,- en de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen. Delta Air Lines is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering voor het overige is afgewezen.