ECLI:NL:RBNHO:2018:4578

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
6236443 \ CV EXPL 17-7228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht BA431 door British Airways en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Londen op 30 mei 2016. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan 3 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, en dat British Airways niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de sluiting van een landingsbaan en weersomstandigheden geen buitengewone omstandigheden vormden die de vertraging rechtvaardigden. De vordering tot compensatie werd toegewezen, evenals de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van British Airways komen, omdat zij grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6236443 \ CV EXPL 17-7228
Uitspraakdatum: 6 juni 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. O.J. Boeder
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 maart 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. De vordering is door de passagiers aangebracht bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft zich bij vonnis van 25 juli 2017 onbevoegd verklaard van de vordering kennis te nemen en heeft de procedure, in de stand waarin zij zich bevindt, verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Haarlem (
lees: Noord-Holland), locatie Haarlem.
1.2.
British Airways heeft na voormeld vonnis een conclusie van antwoord genomen. Hierna hebben de passagiers een schriftelijke reactie gegeven, waarna British Airways heeft gedupliceerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (vluchtnummer BA431) op 30 mei 2016 en vervolgens van Londen naar Phoenix.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht - van Amsterdam naar Londen - is vertraagd uitgevoerd.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.528,42, waaronder een bedrag van € 217,80 aan buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 110,62 aan reeds verschenen rente, het een ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. British Airways heeft aangevoerd dat de passagiers niet hebben onderbouwd dat zij met een vertraging van meer dan 3 uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De stelling van de passagiers dat zij vertraging hebben opgelopen op hun eindbestemming New York dient te worden verworpen, omdat de eindbestemming Phoenix was, aldus British Airways. British Airways meent dat de passagiers daarom geen aanspraak kunnen maken op compensatie. Voorts voert British Airways aan dat de vlucht van Amsterdam naar Londen (BA431) onderdeel uitmaakt van een rotatie tussen London Heathrow en Schiphol. De voorafgaande vlucht (BA430 van Londen naar Amsterdam) is volgens British Airways als gevolg van beslissingen van het luchtverkeersbeheer (opgelegde “slot delays”) in verband met de weersomstandigheden (laaghangende bewolking) rond Amsterdam en het onderhoud aan de Zwanenburgbaan op Schiphol met 132 minuten vertraging vertrokken vanuit Londen en met 143 minuten vertraging in Amsterdam aangekomen. De beslissingen van het luchtverkeersbeheer dienen te worden aangemerkt als beslissingen in de zin van punt 15 van de considerans van de Verordening, aldus British Airways. Volgens British Airways hebben deze beslissingen tot vertraging van vlucht BA431 geleid. Voorts hebben de weersomstandigheden ter plaatse en de sluiting van een deel van de luchthaven volgens British Airways ook rechtstreeks (negatieve) invloed op de uitvoering van de vlucht gehad. Volgens British Airways heeft zij alle redelijke maatregelen getroffen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen, maar kan zij geen invloed uitoefenen op de beslissingen van het luchtverkeersbeheer, noch op de weersomstandigheden of de sluiting van een deel van de luchthaven. British Airways meent voorts primair dat zij niet gehouden is om maatregelen te treffen om de vertraging te voorkomen. Subsidiair voert British Airways aan dat niet valt in te zien welke andere maatregelen van haar konden worden gevergd. British Airways betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt vast dat de passagiers zich gelet op de producties bij de dagvaarding op het standpunt stellen dat zij door vertraging van de vlucht met vluchtnummer BA431 (Amsterdam-Londen) hun aansluitende vlucht naar Phoenix (met vluchtnummer BA289) hebben gemist, waardoor zij met een vertraging van meer dan 3 uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. Bij de dagvaarding zijn kopieën van de e-tickets overgelegd van de door de passagiers bij British Airways geboekte (deel)vlucht(en), te weten van Amsterdam naar Londen en van Londen naar Phoenix. De kantonrechter oordeelt gelet hierop dat daar waar in de dagvaarding “New York” staat een kennelijke verschrijving betreft en dat daarvoor in de plaats “Phoenix” dient te worden gelezen. In het vonnis in het incident van 25 juli 2017 is reeds als vaststaand feit aangenomen dat de passagiers met een vertraging van meer dan 3 uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. Het verweer van British Airways dat de passagiers niet hebben onderbouwd dat zij met een vertraging van meer dan 3 uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, kan gelet op het voorgaande niet slagen. British Airways is dan ook op grond van de Verordening in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.2.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat buitengewone omstandigheden die zich op de voorgaande vlucht hebben voorgedaan, in beginsel kunnen doorwerken op de vlucht in kwestie. British Airways heeft zich ten aanzien van de voorgaande vlucht (BA430) beroepen op de door het luchtverkeersbeheer opgelegde beperkingen. Uit de dossierstukken valt echter niet op te maken dat sprake was van specifieke beperkingen voor het de toestellen die de vluchten BA430 (en BA431) op 30 mei 2016 zouden uitvoeren. Uit de stukken blijkt dat sprake is geweest van algemene beperkingen en deze zijn naar het oordeel van de kantonrechter inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kwalificeren niet als buitengewone omstandigheid als bedoeld in voornoemde overweging uit de Verordening. Van doorwerking kan dan ook geen sprake zijn.
5.4.
British Airways heeft voorts aangevoerd dat de weersomstandigheden en de sluiting van een deel van de luchthaven rechtstreeks invloed hebben gehad op de uitvoering van de vlucht. Volgens British Airways was het toestel om 11:53 uur UTC gereed om te vertrekken vanuit Amsterdam, maar kon de vlucht vanwege de beperkte capaciteit van Schiphol pas om 12:12 uur UTC opstijgen. Ter onderbouwing heeft British Airways een zogeheten “OPNL Legs Report” (productie 7 bij de conclusie van antwoord) overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat dit rapport niet vermeldt waarom het toestel eerst om 12:12 uur is opgestegen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de vlucht vanuit Amsterdam (extra) is vertraagd als gevolg van de weersomstandigheden op en rond Schiphol, noch heeft British Airways dit met andere stukken onderbouwd. De door British Airways overgelegde nieuwsberichten zien niet specifiek op de onderhavige vlucht. Ten aanzien van de werkzaamheden aan de Zwanenburgbaan heeft British Airways aangevoerd dat zij zich hiervan wel degelijk rekenschap heeft gegeven en dat de passagiers niet hebben onderbouwd dat British Airways hiermee geen rekening heeft gehouden bij haar roulatie. De kantonrechter oordeelt gelet hierop dat British Airways zich niet op de sluiting van de Zwanenburgbaan kan beroepen als zijnde een buitengewone omstandigheid. Met de sluiting was kennelijk rekening gehouden.
5.5.
Gelet op het voorgaande kan het beroep van British Airways op buitengewone omstandigheden niet slagen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de gevorderde compensatie ad € 1.200,00 worden toegewezen.
5.6.
Anders dan British Airways heeft betoogd, is de wettelijke rente over de hoofdsom toewijsbaar vanaf de datum van de vlucht, te weten 30 mei 2016. Het betreft hier immers een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is en het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. Nu de passagiers met ingang van een latere datum wettelijke rente hebben gevorderd, zal de wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.200,00 worden toegewezen vanaf de gevorderde datum, te weten 8 maart 2017 (de datum van de dagvaarding).
5.7.
De passagiers vorderen voorts wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding over een bedrag van € 328,42 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente die tot de datum van de dagvaarding is verschenen. Krachtens het bepaalde in artikel 6:119a BW is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente eerst verschuldigd na verloop van een jaar, zodat de gevorderde rente over de reeds verschenen rente op 8 maart 2017 nog niet aan de orde was. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen. De hoogte van de gevorderde tot de datum van de dagvaarding verschenen rente ad € 110,62 heeft British Airways niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
5.8.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de kantonrechter als volgt. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.310,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 8 maart 2017 tot aan de dag van de algehele betaling;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,11;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 300,00
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter