ECLI:NL:RBNHO:2018:4601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2103
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening handhaving werkzaamheden Waddenzeedijk Texel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 mei 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van handhaving van werkzaamheden aan de Waddenzeedijk bij Wagejot, Texel. De verzoekster, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Holland, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen de werkzaamheden werd afgewezen. Tevens werd het verzoek om wijziging van een eerder verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen ruimte is voor een diepgravend inhoudelijk onderzoek naar de vraag of er sprake is van een ernstige verstoring van de broedende vogels op de locatie. De rechter baseerde zijn oordeel op de beschikbare informatie en de ter zitting gegeven toelichting, die in het nadeel van de verzoekster uitviel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster niet aannemelijk had kunnen maken dat er voldoende grond was voor inwilliging van haar verzoek om handhaving.

De rechter heeft ook de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bij het voortduren van de werkzaamheden zwaarder wegen dan de belangen van de verzoekster bij het stilleggen van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2103
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2018 in de zaak tussen

Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, te Zeist, verzoekster,

en

gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, te Heerhugowaard
(gemachtigde: mr. E.C.M. Schippers).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om handhavend op te treden tegen de werkzaamheden aan de Waddenzeedijk bij Wagejot te Texel afgewezen. Bij dit besluit is ook het verzoek om wijziging van de ten behoeve van de realisatie van het project “Versterking Waddenzeedijk Texel” op 19 november 2015 aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: HHNK) verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de op 27 november 2015 aan HHNK verleende ontheffing op grond van de Flora- en faunawet afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Namens verzoekster is mr. [naam 1] verschenen, bijgestaan door dr. [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden J.E. Benz en K. Vrolijk. Derde-partij is verschenen, vertegenwoordigd door [naam 3] en [naam 4] , bijgestaan door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor een diepgravend inhoudelijk onderzoek naar de vraag of sprake is van een ernstige verstoring dan wel een dreigende ernstige verstoring van de (broedende) vogels op de locatie Wagejot in het kader van deze voorlopige voorziening geen ruimte is. Dat gezegd hebbende zal de voorzieningenrechter zich bij de oordeelsvorming moeten baseren op de hem uit de stukken beschikbare informatie, welke ter zitting nader is toelicht, en dat valt in het nadeel van verzoekster uit. Dit geldt zowel het primaire verzoek om onmiddellijke stilleging van de werkzaamheden alsook het ter zitting gedane subsidiaire verzoek welk – onder meer - voorziet in opdracht aan verweerder om de kolonie door een onafhankelijke deskundige te laten monitoren.
2. Feit is dat er een onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en een onherroepelijke ontheffing op grond van de Flora-en faunawet ligt ter uitvoering van de gewraakte werkzaamheden bij Wagejot zodat ten aanzien van het verzoek om handhaving respectievelijk het verzoek tot wijziging van de vergunning en de ontheffing de bewijslast in bestuurlijke zin op verzoekster rust. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder – ondersteund door de gegevens van een ter plaatse vanaf 30 april 2018 uitgevoerde monitoring – heeft verzoekster niet aannemelijk kunnen maken, laat staan kunnen aantonen, dat een toereikende grondslag zou moeten worden aangenomen voor inwilliging van haar verzoek om handhaving dan wel dat op dit moment te verwachten is dat de ontheffing respectievelijk de vergunning op voor dit geval relevante punten zal moeten worden gewijzigd.
3. Hieruit volgt ook dat de in het kader van de procedure te maken belangenafweging in het nadeel van verzoekster uitvalt. Verweerder kan worden gevolgd in het standpunt dat ter zake meer gewicht moet worden gehecht aan de belangen van HHNK bij voortduren van de werkzaamheden – de voorzieningenrechter verwijst kortheidshalve naar hetgeen ten aanzien van de fasering van de werkzaamheden namens HHNK in haar brief van 28 mei 2018, nader toegelicht ter zitting, is gesteld – dan aan het belang van verzoekster bij het onmiddellijk stilleggen van de werkzaamheden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de stelling van HHNK dat op dit moment sprake is van een rustige broedlocatie door verzoekster onvoldoende overtuigend is weersproken. Of de werkzaamheden op langere termijn wellicht het broedsucces van de grote sterns die nu in Wagejot aanwezig zijn in negatieve zin zal beïnvloeden, is thans niet met zekerheid vast te stellen, daarmee nog een hypothetische vraag, en kan daarom bezwaarlijk in deze procedure een beslissende rol spelen in de oordeelsvorming.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.