ECLI:NL:RBNHO:2018:4653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
5543377 \ CV EXPL 16-10770
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door Bulgaria Air

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Bulgaria Air na de annulering van hun vlucht van Amsterdam Schiphol naar Sofia op 31 januari 2016. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H. Yildiz, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Bulgaria Air heeft de annulering betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een onverwachts vliegveiligheidsprobleem met het toestel. De passagiers hebben echter gesteld dat een technisch mankement geen buitengewone omstandigheid oplevert en hebben verwezen naar relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering van de passagiers onvoldoende gemotiveerd is weersproken door Bulgaria Air. De rechter heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de annulering. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen aan Bulgaria Air, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5543377 \ CV EXPL 16-10770
Uitspraakdatum: 6 juni 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]beiden wonende te [woonplaats] (Bulgarije)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar Bulgaars recht
Bulgaria Air AD
gevestigd te Sofia (Bulgarije)
gedaagde
hierna te noemen Bulgaria Air
gemachtigde N. Morteva

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 september 2016 een vordering tegen Bulgaria Air ingesteld. Bulgaria Air heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd. Een Engelse vertaling van de conclusie van repliek is aan Bulgaria Air toegezonden. Bulgaria Air heeft hierop niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Bulgaria Air een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Bulgaria Air de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol naar Sofia (Bulgarije) op 31 januari 2016 met vluchtnummer FB462 met als geplande vertrektijd 10:20 uur (lokale tijd) en geplande landingstijd 13:50 uur (lokale tijd), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers hebben gebruik gemaakt van een vervangende vlucht op 1 februari 2016.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Bulgaria Air gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Bulgaria Air heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Bulgaria Air bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Bulgaria Air vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Bulgaria Air betwist de vordering. Zij voert daartoe aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid, te weten een onverwachts vliegveiligheidsprobleem, dat ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. Volgens Bulgaria Air is op 11 juli 2015 bij de daling een onverwachts mankement vastgesteld op het toestel type Embraer 790 met registratienummer LZ-PLO die de vlucht van Sofia naar Amsterdam uitvoerde. Het systeem vertoonde de melding “flight control no dispatch”. Dit betekende dat het onderdeel roeraandrijving was beschadigd en vervangen moest worden. Na landing op de luchthaven van Sofia heeft er een inspectie plaatsgevonden van het gehele toestel. Dit heeft geleid tot vertraging van de daaropvolgende vluchten, waaronder vlucht FB462. Ten gevolge van de schade aan het toestel is de onderhavige vlucht geannuleerd. Bulgaria Air voert aan dat er geen ander toestel beschikbaar was vanwege een druk vliegschema. Bulgaria Air meent dat zij op deze omstandigheid geen invloed kon uitoefenen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Naar aanleiding van het verweer van Bulgaria Air hebben de passagiers de vordering verder onderbouwd. Daarbij zijn zij ingegaan op het verweer van Bulgaria Air en hebben aangevoerd dat een technisch mankement geen buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening oplevert. Zij hebben daarbij gewezen op het arrest van het Hof van 17 september 2015 (C‑257/14; Van der Lans / KLM).
5.3.
Bulgaria Air heeft hierop niet meer gereageerd, ook niet ten aanzien van de lange periode die tussen het ontdekken van het mankement en de annulering van de vlucht zit. Als gevolg daarvan is de vordering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daarom zal de vordering worden toegewezen.
5.4.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom heeft Bulgaria Air evenmin verweer gevoerd, zodat deze toewijsbaar is zoals gevorderd.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van Bulgaria Air, omdat zij ongelijk krijgt. Uit de conclusie van repliek maakt de kantonrechter op dat de passagiers verzoeken om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief. In hetgeen de passagiers hieraan ten grondslag hebben gelegd, ziet de kantonrechter echter geen aanleiding om af te wijken van het liquidatietarief. Gesteld noch gebleken dat sprake is misbruik van procesrecht dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van Bulgaria Air.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Bulgaria Air tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Bulgaria Air tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 94,08
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 200,00
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter