ECLI:NL:RBNHO:2018:4826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
6534137
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid bij kabelschade door damwandwerkzaamheden

In deze civiele zaak heeft Liander N.V. een vordering ingesteld tegen D. Koper B.V. wegens onrechtmatige daad. De vordering betreft schade die is ontstaan door het aanleggen van een dam door Koper, waarbij een hoogspanningskabel is geraakt. Liander vordert een schadevergoeding van € 6702,71, bestaande uit herstelkosten en kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Koper betwist de vordering en stelt dat Liander niet bevoegd is om deze vordering in te stellen, omdat het vorderingsrecht zou zijn gecedeerd aan Geko Infraschade B.V. Daarnaast voert Koper aan dat zij alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen en dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend.

Tijdens de zitting op 15 mei 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de eisvermeerdering van Liander afgewezen, omdat deze te laat was ingediend en in strijd met de goede procesorde zou zijn. De kantonrechter oordeelt dat Liander niet voldoende feitelijke onderbouwing heeft gegeven voor haar vordering. De stelling dat Koper onrechtmatig heeft gehandeld, is niet tijdig en voldoende onderbouwd. De kantonrechter wijst de vordering van Liander af en veroordeelt haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en tijdige onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, evenals de noodzaak om de goede procesorde te respecteren. De proceskosten worden voor rekening van Liander gesteld, omdat zij ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6534137 \ CV EXPL 17-9180
Uitspraakdatum: 13 juni 2018
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Liander N.V.
gevestigd te Arnhem
eiseres
verder te noemen: Liander
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen, advocaat te Haarlem
tegen
de besloten vennootschap
D. Koper B.V.
gevestigd te Hoogkarspel
gedaagde
verder te noemen: Koper
gemachtigde: mr. P.W. den Hollander, advocaat te Amsterdam

1.Het procesverloop

1.1.
Liander heeft bij dagvaarding van 21 november 2017 een vordering tegen Koper ingesteld. Koper heeft schriftelijk geantwoord. Bij brief van 30 maart 2018 heeft Liander een eisvermeerdering aangekondigd en verzocht om annulering van de geplande comparitie van partijen en verwijzing naar de sector Civiel. Koper heeft hiertegen schriftelijk bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 15 mei 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Liander is verschenen dhr. [naam], vergezeld door mr. F.I.S.A.L. van Velsen als waarnemend gemachtigde. Namens Koper is verschenen dhr. D. Koper, vergezeld door de gemachtigde. De gemachtigden van beide partijen hebben zich bij het naar voren brengen van hun standpunten bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben Liander en Koper bij brieven van 8 mei 2018 respectievelijk 15 mei 2018 nog aktes toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Koper heeft in de week van 22 – 26 februari 2016 een dam aangelegd in de sloot ter hoogte van de Keern 221 C in Zwaag om zo een oprit naar de woning te maken. Daarbij zijn planken ingetrild. Bij het intrillen van één van de laatste planken is een hoogspanningskabel geraakt. Liander heeft de schade hersteld.
2.2.
Begin februari 2016 heeft Koper in verband met de voorgenomen werkzaamheden een KLIC-melding gedaan (geregistreerd onder nummer: 16G056371).

3.De vordering

3.1.
Liander vordert dat de kantonrechter Koper veroordeelt tot betaling van € 6702,71.
3.2.
Liander legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Koper onrechtmatig heeft gehandeld doordat bij het maken van een damwand een laagspanningskabel naar beneden is gedrukt. Daarbij is de kabel beschadigd geraakt. Koper heeft onvoldoende maatregelen genomen om de schade aan de kabels in eigendom van Liander te voorkomen. Dat is onrechtmatig. De schade is Koper toe te rekenen. De schade, bestaande uit herstelkosten van € 5.948,60 en de kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid van € 700,- die daardoor is ontstaan dient Koper te vergoeden.
3.3.
Koper betwist de vordering. Zij voert –samengevat – aan dat Liander niet bevoegd is de onderhavige vordering in te stellen omdat Liander haar vorderingsrecht gecedeerd heeft aan Geko Infraschade B.V. Vervolgens voert Koper aan dat zij geen laagspanningskabel heeft geraakt, maar een hoogspanningskabel. Koper heeft alle voorgeschreven voorzorgsmaatregelen genomen. Dat er desondanks toch een hoogspanningskabel is geraakt, is te wijten aan Liander. Dat heeft Liander ook erkend. Koper is dus niet aansprakelijk voor de schade.
3.4.
Koper betwist voorts de hoogte van de gestelde schade.
3.5.
Tot slot doet Koper een beroep op eigen schuld aan de zijde van Liander; de kaarten die Koper ontving van Liander bleken niet te kloppen.

4.De beoordeling

4.1.
Koper heeft uitgebreid gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de akte vermeerdering eis en de daaraan gehechte producties die door haar pas op 7 mei 2018 zijn ontvangen. Liander had immers bij brief van 30 maart 2018 al aangekondigd haar eis te willen vermeerderen, en wist ook dat Koper daar bezwaar tegen zou maken.
4.2.
De kantonrechter heeft ter comparitie besloten deze stukken inderdaad niet aan het dossier toe te voegen en de verzochte eisvermeerdering (en de daarmee verbonden verwijzing naar de sector Civiel) af te wijzen omdat deze omvangrijk zijn en te laat zijn ingediend.
Daartoe is redengevend geweest dat Liander haar eis wilde vermeerderen met een bedrag van omstreeks € 90.000,- en dat dit was gebaseerd op een andere stelling dan in de – summiere – dagvaarding werd ingenomen, namelijk dat een hoogspanningskabel was geraakt terwijl de dagvaarding spreekt over een laagspanningskabel. Bovendien heeft Liander ter comparitie in strijd met de waarheid aangevoerd dat het overgrote deel van de producties voorafgaand aan de procedure reeds bekend was bij Koper. Uit het dossier en de datering van de stukken blijkt dat dit niet het geval is. Er zijn bovendien geen valide argumenten aangevoerd waaruit blijkt dat Liander deze stukken niet eerder had kunnen indienen. Het feit dat de gemachtigde veel van dit soort zaken voor Liander behandelt is immers niet relevant. Bovendien was het de gemachtigde in ieder geval vanaf 30 maart 2018 duidelijk dat de onderhavige zaak geen standaard infraschade zaak betrof. Het standpunt van Liander dat er sprake zou zijn van een ‘reguliere’ termijn voor het indienen van stukken van 7 dagen in plaats van 7 werkdagen vindt geen steun in de geldende procesreglementen. In dit geval had een groot deel van de producties, voorzien van een toelichting, reeds bij dagvaarding overgelegd dienen te worden.
4.3.
De vermeerdering van eis is eveneens – na de aankondiging eind maart – zonder geldige reden pas een week voor de zitting toegezonden, terwijl het zoals hiervoor vermeldt een aanzienlijke vermeerdering betrof. Wanneer deze wijze van procederen door zou worden toegestaan is sprake van strijd met het beginsel van hoor en wederhoor en veroorzaakt dit een zodanige vertraging in de procedure dat sprake is van strijd met de goede procesorde.
4.4.
Dit betekent dat ter beoordeling voorligt hetgeen in de dagvaarding door Liander is aangevoerd, namelijk de vraag of Koper aansprakelijk is voor de schade die Liander geleden stelt te hebben doordat op 8 april 2016 een laagspanningskabel in storing raakte.
4.5.
Koper voert verweer tegen de vordering en voert daartoe allereerst aan dat de dagvaarding niet aan de eisen voldoet. Zo is onduidelijk of Liander de vordering kan instellen, nu de dagvaarding vergezeld gaat van een mededeling aan Koper dat zij uitsluitend bevrijdend kan betalen aan Geko omdat Geko volledige volmacht heeft en het dossier aan haar ter finale afwikkeling is overgedragen. Koper verzoekt Liander niet ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft Koper aangevoerd dat de dagvaarding dusdanig summier is dat haar niet duidelijk is wat haar wordt verweten, Liander heeft niet aan de stelplicht voldaan. De stellingen zijn niet feitelijk ingevuld, noch onderbouwd of ondersteund met producties.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van Liander had gelegen op dit verweer te reageren door de overeenkomst die - blijkens het verhandelde op zitting - tussen haar en Geko bestaat, over te leggen. Op basis van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is zij daartoe gehouden, gezien het gemotiveerde verweer op dit punt zijdens Koper. Nu de vordering op de hierna te melden gronden zal worden afgewezen, zal de kantonrechter dit punt verder echter buiten beschouwing laten.
4.7.
Het verweer van Koper dat de dagvaarding onvoldoende duidelijk maakt wat Koper verweten wordt slaagt en leidt tot afwijzing van de vordering. De stelplicht van Liander houdt in dat zij – volledig en naar waarheid – de rechtsfeiten stelt waarop zij haar vordering baseert. Echter stelt Liander niet meer dan dat op 8 april 2016 schade is gebleken aan een laagspanningskabel, dat Koper vier weken eerder een damwand heeft geslagen en dat schade ook later kan optreden door inwatering. Koper heeft volgens Liander bij en voorafgaande aan haar werkzaamheden onvoldoende maatregelen genomen om te bewerkstelligen dat er geen schade aan eigendommen van derden zou worden veroorzaakt.
4.8.
Ter zitting heeft Liander daarover nog gezegd dat naar haar overtuiging zelfs in het geheel geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Dit is in strijd met het vaststaande én bij Liander bekende feit dat wel degelijk een KLIC melding is gedaan. Deze wordt in de dagvaarding ook genoemd. Pas ter comparitie heeft Liander haar verwijt concreet gemaakt, stellende dat de kabel vermoedelijk niet is geraakt doordat de kabel op een andere plaats lag dan blijkt uit de aan Koper verstrekte tekeningen, maar doordat de planken die zijn ingetrild ver buiten de walkant van de sloot doorlopen in de berm. Zodanig ver dat de afstand van 4 meter tussen de slootrand en de kabel is overbrugd en daardoor de kabel (die volgens Liander dus op vier meter afstand van de slootkant ligt) is geraakt. Nu deze stelling op geen enkel eerder moment is aangevoerd, niet in de correspondentie noch in de akte vermeerdering van eis, is dit zodanig laat in de procedure dat het in strijd met de goede procesorde is daar op dit moment nog acht op te slaan. Uit de conclusie van antwoord die reeds op 14 februari 2018 is genomen, blijkt immers duidelijk dat Koper ervan uit is gegaan dat de hoogspanningskabel is geraakt doordat deze op een andere plek lag (dichterbij de slootkant) dan uit de tekeningen bleek. De ter zitting ingenomen stelling van Liander zorgt er bovendien voor dat een heel andere discussie gevoerd dient te worden, omdat in dat geval de vraag of – naast de KLIC-melding – voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen wellicht zelfs buiten beschouwing kan blijven. Allereerst dient vastgesteld te worden hoe ver de ingetrilde planken in de walkant doorlopen. Bovendien heeft Liander in het geheel niet gereageerd op de stelling van Koper dat de laagspanningskabel niet door haar is geraakt maar door Liander zelf toen zij de schade aan de hoogspanningskabel repareerde.
4.9.
Al met al ligt de vordering aldus voor afwijzing gereed omdat de stelling van Liander dat sprake is van een onrechtmatige daad niet (tijdig) voldoende feitelijk onderbouwd is.
4.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Liander zal afwijzen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van Liander, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt Liander ook veroordeeld tot betaling van € 100,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Koper worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Liander tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Koper worden vastgesteld op een bedrag van € 625,- aan salaris van de gemachtigde van Koper, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Liander tot betaling van € 100,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Koper worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter