ECLI:NL:RBNHO:2018:5006

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
6616333 \ CV EXPL 18-744
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in luchtvaartclaim met buitenlandse gedaagde

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines, die zijn oorsprong vindt in een vertraging van een vlucht van Brussel naar New York op 11 augustus 2017. De passagier vordert een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Delta Air Lines heeft echter een incidentele conclusie tot onbevoegdheid ingediend, waarbij zij stelt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat zij haar statutaire zetel in Wilmington, Delaware (VS) heeft en niet in Nederland is gevestigd.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Volgens artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Aangezien Delta Air Lines geen woonplaats in Nederland heeft, is de rechter van mening dat hij onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen.

De passagier heeft betoogd dat de Nederlandse rechter toch bevoegd is, omdat Delta Air Lines een kantoor op Schiphol heeft en de vordering tot compensatie in Nederland is ingediend bij KLM, de claimbehandelaar van Delta Air Lines. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de activiteiten van Delta Air Lines op Schiphol niet relevant zijn voor de rechtsmacht en dat de vordering niet in Nederland is ontstaan, aangezien de vlucht van Brussel naar New York niet in Nederland heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Delta Air Lines in het incident toegewezen en de passagier veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6616333 \ CV EXPL 18-744
Uitspraakdatum: 13 juni 2018
Vonnis in het incident in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
statutair gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
verder te noemen: Delta Air Lines
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 januari 2018 een vordering tegen Delta Air Lines ingesteld. Delta Air Lines heeft een incidentele conclusie tot onbevoegdheid genomen. De passagier heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De passagier vordert - samengevat - bij inleidende dagvaarding betaling van Delta Air Lines van € 600,00. De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat hij met Delta Air Lines een vervoersovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan Delta Air Lines de passagier diende te vervoeren vanaf Brussel naar New York op 11 augustus 2017 met vluchtnummer AF3658. De passagier stelt dat hij in ieder geval meer dan 3 uur later dan de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op zijn eindbestemming is aangekomen. Op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) is Delta Air Lines vanwege de vertraging van de vlucht gehouden hem te compenseren tot een bedrag van € 600,00, aldus de passagier.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
Delta Air Lines heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de passagier, met veroordeling van de passagier in de kosten de kosten van het incident. Delta Air Lines heeft daartoe gesteld dat zij niet op het grondgebied van een lidstaat is gevestigd. Op grond van artikel 6 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Verordening) dient daarom de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Delta Air Lines stelt dat artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen basis biedt voor het aannemen van rechtsmacht van de Nederlandse rechter, omdat Delta Air Lines niet in Nederland haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft als bedoeld in artikel 1:10 Burgerlijk Wetboek (BW). Delta Air Lines stelt voorts dat zij geen woonplaats in Nederland heeft in de zin van artikel 1:14 BW, omdat het kantoor van Delta Air Lines op de luchthaven Schiphol geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de vlucht en het vervoer van de passagier. Delta Air Lines stelt dat niet zij de contractuele wederpartij van de passagier is, maar cheaptickets.nl/Air France. Delta Air Lines verwijst onder meer naar uitspraken van de rechtbanken Noord-Holland, Limburg, Amsterdam en het hof Arnhem.
3.2.
De passagier concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Delta Air Lines in de kosten van het incident. Hij voert daartoe aan dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat Delta Air Lines kantoor houdt op Schiphol en dit een woonplaats is als bedoeld in artikel 1:14 BW, omdat het een aangelegenheid betreft die het kantoor van Delta Air Lines in Nederland betreft. Voorts voert de passagier aan dat er weliswaar geen overeenkomst bestaat tussen Delta Air Lines en de passagier, maar dat dit niet betekent dat er geen verbintenis uit overeenkomst bestaat tussen de passagier en Delta Air Lines. Deze verbintenis is volgens de passagier ontstaan door het instellen van een vordering tot compensatie op grond van de Verordening. Nu deze vordering is ingediend bij de claimbehandelaar van Delta Air Lines te Nederland, te weten KLM, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, aldus de passagier. Voorts is de Nederlandse rechter volgens de passagier bevoegd om van dit geschil kennis te nemen op grond van artikel 9 aanhef en sub c Rv, nu er voldoende aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer en van hem niet gevergd worden dat hij dit geschil voorlegt aan een rechter in de VS.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
In het incident staat de vraag centraal of de Nederlandse (kanton)rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil dat tussen partijen is gerezen.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat in dit geval ingevolge artikel 6 van de Brussel I bis-Verordening de rechtsmacht van de Nederlandse rechter dient te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Ingevolge artikel 2 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. De woonplaats van een rechtspersoon is ingevolge artikel 1:10 lid 2 BW daar waar hij zijn statutaire zetel heeft. Vast staat dat de statutaire zetel van Delta Air Lines is gelegen in Wilmington (VS), zodat zij op grond van artikel 1:10 lid 2 BW geen woonplaats heeft in Nederland als bedoeld in artikel 2 Rv. Vervolgens dient te worden beoordeeld of Delta Air Lines op grond van artikel 1:14 BW mede woonplaats heeft op haar kantoor te Schiphol. Anders dan uit het vonnis van deze rechtbank van 12 januari 2006 (zaaksnummer 4051747 CV EXPL 15-3446) volgt, creëert het enkele feit dat een vennootschap een filiaal houdt in een arrondissement nog geen bevoegdheid. De passagier heeft in dit verband aangevoerd dat het hier een aangelegenheid betreft van het kantoor van Delta Air Lines te Schiphol, omdat deze kwestie het “personenvervoer door de lucht” en “reisbemiddeling” betreft. Dit betoog volgt de kantonrechter niet. De activiteiten die de passagier noemt zijn niet kenmerkend voor de vlucht of de boeking van de passagier ten aanzien van de onderhavige vlucht. Niet aannemelijk is geworden dat er vanuit het kantoor van Delta Air Lines te Schiphol activiteiten met betrekking tot de onderhavige vlucht hebben plaatsgevonden, dan wel dat het kantoor van Delta Air Lines te Schiphol op enige wijze bij de onderhavige vlucht betrokken is geweest. Gelet op het voorgaande oordeelt dat Delta Air Lines in deze zaak geen woonplaats heeft op de plaats van haar kantoor te Schiphol in de zin van artikel 1:14 BW.
4.3.
Volgens de passagier heeft de Nederlandse rechter (ook) rechtsmacht, omdat de vordering tot compensatie in Nederland is ingediend bij de door Delta Air Lines aangewezen claimbehandelaar, te weten KLM. Volgens de passagier is de vordering tot compensatie een vordering uit overeenkomst in de zin van artikel 5 van de EEX-verordening en het Nederlandse equivalent daarvan, te weten artikel 6, aanhef en sub a Rv. De kantonrechter overweegt dat de plaats waar de vordering tot compensatie is ingediend, niet relevant is. Bepalend zijn de plaatsen waar de diensten op basis van de luchtvervoerovereenkomst hoofdzakelijk worden gestrekt, zijnde de plaats van vertrek en de plaats van aankomst. Gelet hierop oordeelt de kantonrechter dat deze diensten niet in Nederland verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden in de zin van artikel 6a, aanhef en onder b Rv, nu noch de plaats van vertrek (Brussel), noch de plaats van aankomst (New York) in Nederland is gelegen.
4.4.
Het beroep van de passagier op artikel 9 sub c Rv kan hem evenmin baten, nu op grond van hetgeen de passagier heeft aangevoerd niet kan worden geoordeeld dat het onaanvaardbaar is van hem te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt. De kantonrechter oordeelt voorts dat de omstandigheid dat op grond van de regels van nationaal (proces)recht in dit geval de Nederlandse rechter onbevoegd is van het geschil kennis te nemen, niet maakt dat deze regels in strijd zijn met het doeltreffendheidsbeginsel. De passagier heeft voor het overige niets aangevoerd op grond waarvan de regels van nationaal recht de uitoefening van door het Unierecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk zou zijn.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Delta Air Lines in het incident dient te worden toegewezen.
4.6.
De passagier wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
in de hoofdzaak
4.7.
Gelet op de beoordeling in het incident verklaart de kantonrechter zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen.
4.8.
De passagier wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
wijst de vordering van Delta Air Lines toe;
5.2.
veroordeelt de passagier in de kosten van het incident, aan de zijde van Delta Air Lines vastgesteld op € 60,00 aan salaris gemachtigde;
in de hoofdzaak
5.3.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
5.4.
veroordeelt de passagier in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van Delta Air Lines vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter