ECLI:NL:RBNHO:2018:5300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
4405759 / CV EXPL 15-7833
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraging van vier uur en 25 minuten van zijn vlucht op 11 juni 2014. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens van Frankfurt naar Salzburg. Na de vertraging heeft de passagier compensatie gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Lufthansa heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Frankfurt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen en dat Lufthansa compensatie verschuldigd is, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de door Lufthansa aangevoerde slechte weersomstandigheden niet als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt, omdat de luchtverkeersleiding op die dag wel degelijk vliegverkeer mogelijk maakte. De rechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde Lufthansa in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen op 10 januari 2018, waarbij de rechter de vordering van de passagier volledig toewijsde en het meer of anders gevorderde afwees.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4405759 / CV EXPL 15-7833
Uitspraakdatum: 10 januari 2018
Vonnis in de zaak van:
[passagier] ,wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.),
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft,
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Lufthansa,
gemachtigde: mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 2 juni 2015 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier zou vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH993 en van Frankfurt naar Salzburg (Oostenrijk) met vlucht LH1106 op 11 juni 2014 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht heeft vier uur en 25 minuten vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2014, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014 dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert onder meer het volgende aan. Lufthansa erkent dat de vlucht LH993 (Amsterdam-Frankfurt) met een vertraging van 55 minuten in Frankfurt is aangekomen. Vlucht LH1106 (Frankfurt-Salzburg) is op tijd vertrokken. Lufthansa stelt dat een (groot) gedeelte van 11 juni 2014 sprake was van slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Frankfurt. Het vliegverkeer had daarvan grote hinder. De capaciteit van de luchthaven te Frankfurt was beperkt. Het betrof vooral aankomende vluchten. De vertraging van de vlucht had te maken met (verwachte) slechte weersomstandigheden in Frankfurt. Dat leidde tot een (verwachte) beperkte capaciteit in het luchtruim rond en op de luchthaven van Frankfurt. Uit het weerrapport van “Wunderground” blijkt dat sprake was van regen en onweer. Rond de landingstijd van vlucht LH993 was geen sprake (meer) van onweer. De vertraging van vlucht LH993 was gebaseerd op de slechte weersomstandigheden in Frankfurt en de instructies van de luchtverkeersleiding die daarmee verband hielden. Lufthansa doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Lufthansa betwist buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen en dat de Verordening van toepassing is op het geschil.
5.2.
Vast staat dat de passagier met meer dan drie uur vertraging is aangekomen op de eindbestemming Salzburg. Gelet hierop is Lufthansa compensatie aan de passagier verschuldigd, tenzij Lufthansa kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van Lufthansa op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
Voor zover er op 11 juni 2014 sprake was van de door Lufthansa gestelde slechte weersomstandigheden rondom de luchthaven van Frankfurt is naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval niet gebleken dat de weersomstandigheden de landing van de vlucht LH993 hebben vertraagd. Uit de dossierstukken blijkt dat de luchtverkeersleiding door middel van de restrictiecodes 84 en 93 het aantal vliegtuigen dat op 11 juni 2014 mocht landen en vertrekken heeft beperkt. Dit betekent dat er ondanks de weersomstandigheden wel degelijk vliegverkeer mogelijk was van en naar de luchthaven van Frankfurt. Algemene beperkingen die zijn opgelegd door de luchtverkeersleiding vormen geen buitengewone omstandigheden. Daarbij komt dat algemene beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding inherent zijn aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Bij een beperking van het aantal vluchten door de luchtverkeersleiding is het een operationele keuze van de luchtvaartmaatschappijen welke vluchten doorgang vinden en welke vluchten niet. De luchtvaartmaatschappijen bepalen dit onderling.
5.5.
Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van buitengewone omstandigheden zal de kantonrechter niet toekomen aan de beantwoording van de vraag of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De wettelijke rente zal als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens worden toegewezen.
5.6.
De passagier maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De passagier heeft middels specificaties voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht om betaling van haar vordering te verkrijgen. Daarmee staat voldoende vast dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Nu het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.7.
Lufthansa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, alsmede in de nakosten ad € 30,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 290,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 11 juni 2014 en over € 40,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 94,19;
griffierecht € 78,00;
salaris gemachtigde € 120,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van het nasalaris van € 30,00 voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en op 10 januari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter