ECLI:NL:RBNHO:2018:5303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
5111151 / CV EXPL 16-5062
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van luchtvaartmaatschappij Finnair wegens vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Finnair voor vluchten van Amsterdam naar Helsinki en van Helsinki naar Rovaniemi op 31 juli 2014. Door een vertraging van de eerste vlucht, AY842, hebben zij hun aansluitende vluchten gemist. Finnair heeft geweigerd compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van een defect check-in systeem op Schiphol, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij vertragingen van meer dan drie uur.

De kantonrechter te Haarlem heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. Finnair kon niet aantonen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, omdat zij geen bewijs heeft geleverd van het defecte check-in systeem. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hebben op compensatie, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Finnair werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.205,00 aan de passagiers, inclusief proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren als zij zich beroepen op buitengewone omstandigheden. De zaak onderstreept ook de bescherming van passagiersrechten onder de Europese wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5111151 / CV EXPL 16-5062
Uitspraakdatum: 24 januari 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
3. [passagier 3] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2]en
[minderjarige 3] ,

4. [passagier 4] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon: Osakeythiö (Finland) Finnair Oyj,
gevestigd te Helsinki (Finland) en mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Finnair,
gemachtigde: mr. W.O. Russell.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 februari 2016 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers onder sub 1 en 2 hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Helsinki (Finland) met vlucht AY842 en van Helsinki naar Rovaniemi (Finland) met vlucht AY429 op 31 juli 2014.
2.2.
De passagiers onder sub 3 en 4 hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Helsinki met vlucht AY842 en van Helsinki naar Turku (Finland) met vlucht AY2225 op 31 juli 2014.
2.3.
De vlucht van Amsterdam naar Helsinki (AY842) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vluchten hebben gemist en vertraging hebben opgelopen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2014, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 405,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 september 2014 dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van €400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert onder meer het volgende aan. Ten aanzien van de passagiers onder sub 3 en 4 voert Finnair aan dat niet vastgesteld kan worden dat zij met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming Turku.
4.2.
De vertraging van vlucht AY842 is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden. De buitengewone omstandigheden hadden, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kunnen worden. De vertraging is ontstaan als gevolg van een defect check-in systeem op Schiphol. De passagiers konden hierdoor niet inchecken. Het check-in systeem is de verantwoordelijkheid van Schiphol en niet van Finnair. Het defecte check-in systeem leverde een onverwacht beveiligingsprobleem op als bedoeld in punt 14 van de considerans van de Verordening. Immers, een geautomatiseerd check-in systeem dient de veiligheid (van de passagiers) in het toestel te waarborgen.
4.3.
Finnair voert aan dat zij geen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan de passagiers verschuldigd is.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen en dat de Verordening van toepassing is op het geschil.
5.2.
Finnair heeft een beroep gedaan op het voorstel tot wijziging van de Verordening van de Europese Commissie van 13 maart 2013 en de NEB-lijst. De kantonrechter zal het voorstel van de Europese Commissie niet bij de beoordeling betrekken, omdat het nog slechts een voorstel is en het geenszins zeker is dat de voorgestelde tekst ook de definitieve tekst zal zijn. Het beroep van Finnair op de NEB-lijst baat haar evenmin. De NEB-lijst is een beleidsregel van een bestuursrechtelijke instantie die de civiele rechter niet bindt.
5.3.
De kern van het geschil is of Finnair de passagiers compensatie is verschuldigd. Artikel 6 van de Verordening bepaalt dat compensatie is verschuldigd bij een vlucht van 1.500 kilometer of meer binnen de Gemeenschap, indien een vertraging van drie uur of meer is opgelopen. In geschil is of de passagiers onder sub 3 en 4 aan deze voorwaarde voor compensatie voldoen.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de bewijslast of sprake is geweest van een vertraging van drie uur of meer ligt bij de passagiers. De vlucht van Amsterdam naar Helsinki is met 79 minuten vertraging uitgevoerd en om 16:34 (lokale tijd) aangekomen in Helsinki. De aansluitende vlucht naar Turku is door de passagiers onder sub 3 en 4 gemist. Deze vlucht is om 16:50 uur in Turku aangekomen. Vast staat dat de passagiers de bus hebben genomen naar Turku en niet hebben gewacht op de eerst volgende vlucht naar Turku. De passagiers stellen dat zij om 18:55 uur (lokale tijd) met de bus zijn vertrokken en dat zij om 21:35 uur in Turku zijn aangekomen. De passagiers hebben ter onderbouwing bij conclusie van repliek een vertrekschema van de bus overgelegd. Op dit overzicht staat de duur van de busreis van Helsinki naar Turku opgenomen, te weten twee uur en 40 minuten. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat de vertraging van 79 minuten van vlucht AY842 en de busreis naar Turku (van meer dan twee uur) géén vertraging van meer dan drie uur tot gevolg zou hebben. De kantonrechter acht het dan ook voldoende aannemelijk dat de passagiers onder sub 3 en 4 met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Turku.
5.5.
Gelet op de duur van de vertraging is Finnair compensatie aan de passagiers verschuldigd, tenzij Finnair kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.6.
Op grond van punt 14 van de considerans kunnen beveiligingsproblemen een buitengewone omstandigheid vormen. Finnair heeft aangevoerd dat de buitengewone omstandigheid is gelegen in een defect check-in systeem waardoor een beveiligingsprobleem is ontstaan. Schiphol is hier volgens Finnair verantwoordelijk voor. Finnair heeft deze stelling echter niet onderbouwd met specificaties. Zo heeft Finnair geen document overgelegd waaruit de precieze toedracht van het defect blijkt. Het beveiligingsprobleem is niet komen vast te staan. De kantonrechter kan dus niet vaststellen of daadwerkelijk sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening.
5.7.
Nu niet is komen vast te staan dat de vertraging is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of Finnair alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
5.8.
De passagiers maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De passagiers hebben middels specificaties voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht om betaling van hun vordering te verkrijgen. Daarmee staat voldoende vast dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht, dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Nu het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.9.
Finnair zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, alsmede in de nakosten ad € 87,50, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 3.205,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.800,00 vanaf 31 juli 2014 en over € 405,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 94,09;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 350,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Finnair tot betaling van € 87,50 aan nasalaris, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten maken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en op 24 januari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter