ECLI:NL:RBNHO:2018:5308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
5617545 / CV EXPL 16-12070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in luchtvaartgeschil tussen passagiers en Surinaamse luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Paramaribo op 20 september 2015. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. E.L. Heenk van Green Claim B.V., vorderen een totaalbedrag van € 5.400,00 plus bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. SLM, vertegenwoordigd door mr. A.J.F. Gonesh, betwist de vordering en stelt dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging hebben veroorzaakt, namelijk een botsing op de luchthaven van Paramaribo.

De kantonrechter heeft in deze zaak de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld. Op basis van de Brussel I bis Verordening en het Nederlandse procesrecht concludeert de kantonrechter dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat SLM statutair gevestigd is in Suriname en er geen betrokkenheid van het kantoor in Amsterdam bij de vlucht is aangetoond. De kantonrechter verklaart zich daarom onbevoegd om van de vordering kennis te nemen.

Het vonnis is op 10 januari 2017 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard om de zaak te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5617545 / CV EXPL 16-12070
Uitspraakdatum: 10 januari 2017
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier 2] ,

3. [passagier 3] ,pro se en in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen
[minderjarige]en
[minderjarige 2] ,
allen wonende te [woonplaats] , Suriname,

4. [passagier 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [passagier 5] ,

6. [passagier 6] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

7. [passagier 7] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. E.L. Heenk (Green Claim B.V.),
tegen
de naamloze vennootschap naar het recht van de Republiek Suriname Surinaamse Luchtvaart Maatschappij,
statutair gevestigd te Paramaribo , Suriname en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: SLM,
gemachtigde: mr. A.J.F. Gonesh.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 december 2016 een vordering tegen SLM ingesteld. SLM heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna SLM een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met SLM een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan SLM de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Paramaribo (Suriname) op 20 september 2015 met vluchtnummer PY0993, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers hebben een alternatieve vlucht aangeboden gekregen en zijn uiteindelijk 24 uur later dan gepland aangekomen in Paramaribo .
2.3.
De passagiers hebben compensatie van SLM gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
SLM heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat SLM, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling aan hen van:
- € 5.400,00, in totaal, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagiers stellen dat SLM vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
SLM betwist de vordering. SLM stelt dat sprake was van buitengewone omstandigheden. De vertraging van de vlucht is ontstaan als gevolg van een botsing op de luchthaven van Paramaribo tussen een toestel van de KLM en het toestel van SLM waarmee de vlucht in kwestie zou worden uitgevoerd. SLM voert aan dat de botsing heeft plaatsgevonden door toedoen van derden, waaronder het luchthaven beheer in Paramaribo en KLM. Na de botsing is schade aan het toestel geconstateerd, te weten een probleem met een navigatielamp. Het toestel moest hersteld worden. Hiervoor moesten onderdelen worden ingevlogen.
4.2.
SLM heeft de kantonrechter verzocht een viertal prejudiciële vragen te stellen en heeft tevens verzocht de zaak aan te houden.

5.De beoordeling

5.1.
Allereerst dient de kantonrechter te beoordelen of zij bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 6 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis) wordt, in geval de gedaagde geen woonplaats heeft in de Europese Unie, de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat. In het voorliggende geval is de gedaagde statutair gevestigd te Paramaribo , Suriname. Dit betekent dat de Brussel I bis Verordening niet van toepassing is en dat de rechtsmacht dient te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht.
5.3.
In artikel 2 Rv is bepaald dat in zaken die met een dagvaarding worden ingeleid de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, indien de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW heeft een rechtspersoon woonplaats daar waar hij volgens zijn statuten of reglementen zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. SLM is statutair gevestigd te Paramaribo , maar houdt daarnaast kantoor te Amsterdam. Op grond van artikel 1:14 BW kan een kantoor of filiaal mede als woonplaats worden aangemerkt voor wat betreft aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen. Gesteld noch gebleken is dat het kantoor van SLM te Amsterdam enige betrokkenheid heeft gehad bij de vlucht en het vervoer van de passagiers van Amsterdam naar Paramaribo .
5.4.
Gelet op bovenstaande kan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht ontlenen aan het bepaalde in artikel 2 Rv juncto artikel 1:10 lid 2 en 1:14 BW.
5.5.
De kantonrechter zal zich onbevoegd verklaren om van de vordering kennis te nemen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en op 10 januari 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter