In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Austrian Airlines voor een vlucht van Iasi (Roemenië) via Wenen naar Amsterdam op 28 juni 2015. De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen, waarna de passagier compensatie heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Austrian Airlines heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en een capaciteitsreductie op de luchthaven van Wenen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Austrian Airlines niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de weersomstandigheden op zichzelf niet de uitvoering van de vlucht hebben vertraagd en dat er onvoldoende bewijs was van een specifiek besluit van de luchtverkeersleiding dat de vertraging heeft veroorzaakt. Hierdoor was Austrian Airlines verplicht om compensatie te betalen aan de passagier.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 400,00 aan compensatie toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagier niet voldoende bewijs had geleverd van gemaakte kosten. Austrian Airlines is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 295,31. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.