ECLI:NL:RBNHO:2018:5486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
6149115 \ CV EXPL 17-6290
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en inspectie, met gedeeltelijke toewijzing van verzorgingskosten

In deze zaak hebben de passagiers, die op 6 juli 2017 een vorderingsformulier hebben ingediend, compensatie gevorderd van Easyjet vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Londen Gatwick op 18 november 2016. De vlucht vertrok 6 uur en 40 minuten later dan gepland en arriveerde 6 uur en 30 minuten later. Easyjet heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van een blikseminslag op het toestel van de voorafgaande vlucht, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die niet kon worden voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet hebben aangetoond dat de minderjarige [minderjarige 2] een bevestigde boeking had voor de vlucht. De rechter oordeelde dat de passagiers, ondanks hun verzoek om compensatie, geen recht hadden op compensatie omdat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat de passagiers recht hebben op vergoeding van de kosten voor een maaltijd van € 18,65, omdat Easyjet hen geen gratis maaltijden heeft aangeboden, en heeft de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen.

De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6149115 \ CV EXPL 17-6290
Uitspraakdatum: 20 juni 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] )
verder gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: Easyjet
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben op 6 juli 2017 een vorderingsformulier (formulier A) ingediend. Easyjet heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Easyjet heeft desgevraagd bij brief van 6 april 2018 (ingekomen op de griffie op 9 april 2018) de producties bij haar verweerschrift ingediend. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de passagiers niet op het verweer van Easyjet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet in ieder geval de passagiers onder 1 en 2 en [minderjarige 1] diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen Gatwick op 18 november 2016 met vluchtnummer EZY8880 met als geplande vertrektijd 17:50 uur (lokale tijd) en geplande aankomsttijd 18:00 uur (lokale tijd), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is 6 uur en 40 minuten later dan gepland vertrokken vanaf Amsterdam en 6 uur en 30 minuten later dan gepland aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers (onder 1 en 2) zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Easyjet te veroordelen tot betaling van:
- € 1.333,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Easyjet vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Voorts stellen de passagiers dat zij een bedrag van € 333,00 aan additionele kosten hebben gemaakt in verband met de vertraging en dat Easyjet gehouden is deze kosten te vergoeden. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Easyjet van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Easyjet betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Easyjet heeft aangevoerd dat de passagiers niet hebben aangetoond dan wel hebben bewezen dat [minderjarige 2] een bevestigde boeking had voor de onderhavige vlucht. Ten behoeve van [minderjarige 2] hebben de passagiers daarom volgens Easyjet (mede om die reden) geen recht op compensatie. Dit verweer slaagt niet. Blijkens productie 8 van Easyjet hebben de passagiers op 6 november 2016 vier tickets geboekt voor de onderhavige vlucht (stoelnummers 21A-21D) en vier tickets voor de terugvlucht op 20 november 2016 (stoelnummers 22A-D). De passagiers hebben van [minderjarige 2] de boardingpass van de terugvlucht overgelegd, in plaats van de boardingpass van de heenvlucht. Het ligt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet voor de hand dat de meerderjarige passagiers (onder 1 en 2) en de minderjarige [minderjarige 1] een vervoersovereenkomst voor de heenvlucht hebben gesloten en voor de minderjarige [minderjarige 2] alleen een vervoersovereenkomst voor de terugvlucht. Voorts blijkt nergens uit dat de passagiers (inclusief [minderjarige 2] ) zich niet tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. Gelet hierop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat ook ten aanzien van [minderjarige 2] is voldaan aan artikel 3, lid 2 sub a van de Verordening.
4.3.
Easyjet meent voorts dat zij geen compensatie is verschuldigd, omdat de passagiers hebben besloten niet mee te vliegen met de onderhavige vlucht en om restitutie van de ticketprijs hebben verzocht. De kantonrechter overweegt dat het geldend maken van het recht op terugbetaling van het ticket op grond van artikel 8, lid 1 sub a van de Verordening het recht op compensatie ingevolge artikel 7 van de Verordening niet direct uitsluit. Indien de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, kunnen zij in beginsel aanspraak maken op compensatie. Weliswaar hebben de passagiers volgens Easyjet besloten om niet met de onderhavige vlucht mee te gaan, maar de passagiers kunnen desondanks meer dan drie uur later dan gepland zijn aangekomen op de eindbestemming. Dit is anders indien de passagiers hebben besloten ervan af te zien naar hun eindbestemming te reizen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit echter in het midden blijven. De passagiers maken in dit geval geen aanspraak op compensatie, omdat Easyjet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. Easyjet heeft zich in dit verband beroepen op een blikseminslag op het toestel (G-EZDI) dat de voorafgaande vlucht van Londen naar Amsterdam heeft uitgevoerd (vluchtnummer EZY8877). Dit bracht volgens Easyjet onverwachte vliegveiligheidsproblemen met zich mee, waardoor de technische dienst en monteurs dienden te worden ingeschakeld. Easyjet kon niets doen om de procedure sneller te doorlopen. Easyjet kon geen invloed uitoefenen op de blikseminslag en heeft met alle beschikbare materiële en persoonsmiddelen niet kunnen vermijden dat de blikseminslag tot de onderhavige vertraging zou leiden.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de passagiers geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid op het verweer van Easyjet in te gaan. Zij hebben hierdoor niet betwist dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren, aan een inspectie moest worden onderworpen ten gevolge van blikseminslag op de voorgaande vlucht. Naar het oordeel van de kantonrechter betreft een blikseminslag een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Het betreft hier een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij wegens de oorsprong ervan geen invloed kan uitoefenen en het betreft een gebeurtenis die niet kan worden gezien als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. De passagiers hebben evenmin betwist dat deze buitengewone omstandigheid, die zich voordeed op de voorafgaande vlucht, de vertraging van de onderhavige vlucht heeft veroorzaakt. Voorts is onbetwist dat Easyjet de vertraging zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen niet heeft kunnen vermijden. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van Easyjet op buitengewone omstandigheden en zal de vordering tot compensatie van de passagiers worden afgewezen.
4.5.
Ten aanzien van de door de passagiers gevorderde additionele kosten van € 333,00, wordt als volgt overwogen. Gesteld noch gebleken is dat sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 6, lid 1 sub ii van de Verordening. Alleen al daarom kunnen de passagiers geen aanspraak maken op kosten zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 9, lid 1, onder c), niet voor vergoeding in aanmerking. Gelet hierop zullen de vordering van de passagiers tot betaling van de hotelkosten en de kosten van het vervoer worden afgewezen. Wel hebben de passagiers in beginsel recht op de kosten als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a van de Verordening. Ingevolge dit artikel krijgen de passagiers, wanneer naar dit artikel wordt verwezen gratis maaltijden en verfrissingen in redelijke verhouding tot de wachttijd. Ten aanzien van deze verplichting kan Easyjet zich niet op een buitengewone omstandigheid beroepen. Evenmin is hierbij van belang of de passagiers uiteindelijk hebben besloten niet met de vlucht mee te gaan. Onbetwist is dat Easyjet aan de passagiers vouchers heeft aangeboden waarmee zij voldoende te drinken konden krijgen. Gelet hierop heeft Easyjet naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 9, lid 1, onder a van de Verordening, voor wat betreft de verfrissingen. De gevorderde kosten voor drankjes zullen daarom worden afgewezen. De passagiers hebben voorts vergoeding verzocht van kosten voor een maaltijd tot een bedrag van € 18,65. Easyjet heeft hiertegen aangevoerd dat de passagiers tijdens hun vlucht ook voor een maaltijd hadden moeten betalen. Dit volgt de kantonrechter niet. Niet in geschil is dat de wachttijd van de passagiers
- voordat zij hebben besloten niet met de vlucht mee te gaan - zodanig was dat zij aanspraak kunnen maken op gratis verfrissingen en maaltijden. Artikel 9, lid 1, onder a van de Verordening maakt geen onderscheid tussen verfrissingen en maaltijden. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers gratis maaltijden zijn aangeboden. Het bedrag ad €18,65 dat de passagiers hebben besteed aan een maaltijd, is naar het oordeel van de kantonrechter noodzakelijk, passend en redelijk. De vordering van de passagiers zal tot dit bedrag worden toegewezen.
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente, oordeelt de kantonrechter dat de brief van 15 december 2016, die is overgelegd als productie 3 bij het A-formulier, als ingebrekestelling kan worden beschouwd. Daarin wordt Easyjet gesommeerd binnen 30 werkdagen na de datum van deze brief te betalen. Derhalve is de gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 18,65 toewijsbaar vanaf 30 werkdagen na 15 december 2016, nu een eerdere verzuimdatum is gesteld noch gebleken.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Easyjet heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.8.
In de omstandigheid dat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagiers (onder 1 en 2) van € 18,65 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 werkdagen na 15 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open