3.3.2Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Nissan Qashqai en de bijbehorende autosleutel in de nacht van 24 augustus 2017 van een kennis, genaamd “ [naam] ”, tot zijn beschikking heeft gekregen om hiermee geld te gaan pinnen (feit 3). De auto en de bijbehorende autosleutel heeft hij kort hierna, in diezelfde nacht, weer teruggegeven aan [naam] .
De rechtbank bezigt deze verklaring van verdachte tot het bewijs, omdat deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, namelijk dat verdachte degene is geweest die tussen 22 en 23 augustus 2017 de hem onder 1 primair ten laste gelegde woninginbraak en de daarop gevolgde autodiefstal in Julianadorp heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte kennelijk leugenachtig is, omdat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de bij feit 1 primair tenlastegelegde woninginbraak gestolen sleutelbos, met daaraan de sleutel van de Nissan Qashqai, op 3 oktober 2017 tijdens de doorzoeking van de woning waar verdachte met zijn opa verblijft op de salontafel is aangetroffen. De opa van verdachte heeft toen desgevraagd aan de politie medegedeeld dat deze sleutelbos van verdachte was. De verklaring ter zitting van verdachte, inhoudende dat deze sleutelbos mogelijk in de vorige woning van zijn opa door iemand is achtergelaten en tijdens de verhuizing in een verhuisdoos is terechtgekomen en aldus is meeverhuisd, acht de rechtbank – reeds gelet op de plaats waar de sleutels op 3 oktober 2017 zijn aangetroffen (op de salontafel) en de verklaring van de opa van verdachte – dusdanig onaannemelijk dat deze door de rechtbank terzijde wordt gesteld.
Naar in het voorgaande ligt besloten, acht de rechtbank de door de aangever van de woninginbraak gedane herkenning van de hem door de politie getoonde, bij verdachte aangetroffen, sleutelbos geloofwaardig en betrouwbaar.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Op grond van de bewijsmiddelen gebezigd bij feit 3 is bewezen dat verdachte zich op 24 augustus 2017 tussen 03.42 uur en 03.43 uur heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde pogingen tot diefstal met een valse sleutel, namelijk een gestolen bankpas. Voornoemde bankpas is, samen met een telefoon en een aantal andere goederen, in de nacht van 23 op 24 augustus 2017 weggenomen uit een woning in Oudesluis. Aldus was verdachte zeer kort na de diefstal, in de nachtelijke uren gepleegd, in het bezit van de gestolen bankpas, eveneens in de nachtelijke uren. De rechtbank acht dit redengevend voor het bewijs van feit 2 primair. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij de onder 2 primair ten laste gelegde woninginbraak niet heeft gepleegd, maar voornoemde bankpas diezelfde nacht van de hem bekende [naam] heeft gekregen, wordt door de rechtbank – onder verwijzing naar hetgeen hierover ten aanzien van feit 1 primair is overwogen – als volstrekt onaannemelijk terzijde gesteld.
De rechtbank acht voorts redengevend dat verdachte niet alleen kort na de inbraak over de weggenomen bankpas beschikte, maar dat hij ook in het bezit was van de eveneens bij de woninginbraak weggenomen mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy, zo uit de bewijsmiddelen blijkt. De verklaring van verdachte, eerst ter zitting afgelegd, dat hij deze telefoon op 25 augustus 2017 heeft gekocht van [naam] , stelt de rechtbank als onaannemelijk terzijde, in het licht van de bewijsmiddelen en hetgeen eerder over een verklaring van verdachte met betrekking tot [naam] is overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het korte tijdsbestek tussen de gepleegde woninginbraak en de door verdachte verrichte pinpogingen met de weggenomen bankpas en het feit dat verdachte na de inbraak eveneens beschikte over de weggenomen mobiele telefoon – terwijl hiervoor ter terechtzitting geen aannemelijke verklaring is gegeven – wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning, zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank stelt op basis van de bij feit 1 primair gebruikte bewijsmiddelen vast, dat verdachte in de periode van 22 tot en met 23 augustus 2017 de Nissan Qashqai met het [kenteken] en de daarbij behorende autosleutel heeft gestolen. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen gebezigd bij feit 3, dat verdachte in de nacht van 24 augustus 2017 in deze Nissan Qashqai naar de pinautomaat is gereden waaruit hij meermalen heeft geprobeerd geld te stelen van de bankrekening van [aangever 2] . Voorts volgt uit de bewijsmiddelen van feit 1 primair dat verdachte op 3 oktober 2017 nog steeds in het bezit was van de autosleutel van de Nissan Qashqai, die volgens de opa van verdachte van verdachte was.
Uit de tot het bewijs gebezigde ARS-gegevens blijkt dat de Nissan Qashqai met het [kenteken] in de nacht van 26 augustus 2017 eerst in de buurt van Julianadorp wordt waargenomen en later in de buurt van Schagerbrug. Op voornoemde datum zijn tussen 00:00 uur en 09:10 uur goederen weggenomen uit een woning aan de [adres 4] te Schagerbrug, waaronder een broek van de aangever [aangever 3] met daarin een pinbon. Bij onderzoek in de Nissan Qashqai op 28 augustus 2017 is deze pinbon aangetroffen.
De rechtbank acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat verdachte, als zijnde de in die tijd feitelijke gebruiker van de Nissan Qashqai, de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal uit de woning heeft gepleegd. Het gegeven dat verdachte ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting, geconfronteerd met deze belastende feiten en omstandigheden, geen redelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit dan wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 27 augustus 2017 na 01:00 uur een insluiping in een woning in ’t Zand heeft plaatsgevonden, waarbij onder andere een ING-bankpas van aangever [aangever 4] is weggenomen. Om 04:11 uur, diezelfde nacht, is een bedrag van € 1.000,- gepind bij een pinautomaat aan de [adres 6] te Den Helder met de aan [aangever 4] toebehorende bankpas. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die deze pintransactie heeft verricht. Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank de tot het bewijs gebezigde herkenning van verdachte duidelijk en betrouwbaar.
Gezien het korte tijdsbestek tussen de eerder vermelde insluiping in de woning in ’t Zand op 27 augustus 2017 ná 01:00 uur en de op die datum omstreeks 04:11 uur door verdachte verrichte pintransactie met de uit die woning afkomstige ING-bankpas, acht de rechtbank bewezen dat het verdachte moet zijn geweest die deze diefstal uit de woning in ’t Zand heeft gepleegd. Aan de overtuiging dat verdachte dit feit heeft begaan, draagt bij dat hij geen enkele verklaring heeft willen afleggen over de wijze waarop hij aan de bankpas is gekomen.
Ten aanzien van feit 6:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 2 september 2017 bij een tweede diefstal op het adres [adres 5] in ’t Zand een blauwkleurige merkloze rugtas is weggenomen. Tijdens de doorzoeking op 3 oktober 2017 van de woning waar verdachte toen verbleef, is een blauwe merkloze rugtas aangetroffen. Deze rugtas is door de aangever herkend als zijn rugtas. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding te twijfelen aan deze herkenning, nu aangever de rugtas herkent aan specifieke kenmerken.
De rechtbank is van oordeel dat nu onder feit 5 bewezen wordt geacht dat het verdachte is geweest die op 27 augustus 2017 de diefstal uit de woning [adres 5] in ’t Zand heeft gepleegd, waarbij volgens de aangifte van [aangever 4] een portemonnee uit diens blauwe rugtas is gestolen, het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de in zijn woning aangetroffen rugtas wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verdachte ter zitting geen enkele verklaring heeft gegeven voor het feit dat de rugtas bij hem in de woning is gevonden en hoe hij aan die rugtas is gekomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
3.3.3.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair (beide onderdelen), 2 primair, 3, 4, 5 (beide onderdelen) en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
Primair
hij in de periode van 22 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 te Julianadorp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 1] heeft weggenomen huissleutels en een autosleutel en een kruimelzuiger met daarbij behorende opzetstukken, toebehorende aan [aangever 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
hij in de periode van 22 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 te Julianadorp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, Nissan Qashqai, [kenteken] , en een Ray Ban zonnebril en muntgeld, toebehorende aan [aangever 1] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (onbevoegd gebruik van de sleutel van voornoemde auto);
Feit 2:
Primair
hij in de periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2017 te Oudesluis met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy, en een ING bankpas en een rijbewijs en een ID kaart, toebehorende aan [aangever 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 3:
hij op tijdstippen op 24 augustus 2017 te Julianadorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat van de ING Bank weg te nemen een geldbedrag toebehorende aan [aangever 2] , en telkens dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een bij een diefstal uit de woning van die [aangever 2] weggenomen bankpasje, heeft getracht bij een pinautomaat van de ING-bank aan de [adres 3] geld te pinnen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op 26 augustus 2017 te Schagerbrug met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 4] heeft weggenomen een horloge en een broek en een computer en een portemonnee, toebehorende aan [aangever 3] ;
Feit 5:
hij op 27 augustus 2017 te ’t Zand. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen goederen en geld, waaronder een Notebook en een ING bankpas en een ING creditcard en een betaalkaart (merk Canadian) en een rijbewijs en contant geld en een medicatiekaart en zorgverzekeringskaarten en een Canadees kentekenbewijs en een permanente verblijfsvergunning kaart en een portefeuille met inhoud, toebehorende aan [aangever 4] of aan een ander dan aan verdachte;
hij op 27 augustus 2017 te Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro, toebehorende aan [aangever 4] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [aangever 4] en de bij die bankpas horende pincode;
Feit 6:
hij op 3 oktober 2017 te Den Helder een blauwe rugzak voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.