ECLI:NL:RBNHO:2018:5888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
15/871509-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarig meisje in een asielzoekerscentrum door een medebewoner met bewezenverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een minderjarig meisje in een asielzoekerscentrum (AZC) in Haarlem. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, ontkende de beschuldigingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de aangifte van het slachtoffer, de verklaringen van getuigen, en DNA-onderzoek. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte op het slachtoffer zou hebben verricht, waarbij het slachtoffer werd gedwongen door geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de officier van justitie en de verdediging, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren, en dat deze voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van verkrachting, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer, ter hoogte van € 5.092,04, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871509-17
Uitspraakdatum: 26 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 31 juli 2017 in de gemeente Haarlem door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij verdachte:
- de deur van zijn, verdachtes, kamer op slot/dicht heeft gedaan, en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bed heeft gegooid, althans op het bed heeft geduwd, en/of
- de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vervolgens die beide handen (gekruist boven het hoofd van die [slachtoffer] ) heeft vast gehouden en/of
- ( in een andere taal) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Je kan geen kant op” en/of “ik ben sterker” en/of “je kunt mij toch niet aan”, althans woorden van gelijke strekking, en/of
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- door het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en/of de (bij verdachte bekende) kwetsbare positie (vanwege haar asielprocedure en/of haar pas korte verblijf in Nederland in een asielzoekerscentruin) waarin die [slachtoffer] zich bevond, waardoor hij, verdachte een lichamelijk en geestelijk overwicht had op die [slachtoffer] ,
heeft hij, verdachte, aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken en waardoor ze zich niet kon verzetten tegen genoemde handelingen;
subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2017 in de gemeente Haarlem, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van primair het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman van verdachte is van mening dat het dossier zowel onvoldoende wettig als overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde feit en verzoekt derhalve verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen.

Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer] d.d. 1 augustus 2017 (dossierpagina’s 22 – 24), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 22
- Op een gegeven moment gaat [verdachte] zijn bed opmaken en vraagt hij [slachtoffer] te assisteren bij het opmaken van het bed.
- Als [slachtoffer] [verdachte] aan het helpen is pakt [verdachte] haar stevig vast, omhelst hij haar en duwt hij [slachtoffer] op het bed.
- [verdachte] kwam hierbij op haar rug terecht.
- Daarvoor had [verdachte] al de deur van de woning op slot gedaan
- Als [slachtoffer] op het bed geduwd is zegt [verdachte] : ‘je kunt geen kant op’ en ‘als je het vertelt dat wordt het alleen erger’, [slachtoffer] vermoed dat [verdachte] hiermee bedoelt dat zij alleen in de woning was en zij niemand om hulp kon vragen
- [verdachte] zei tevens: ‘ik ben sterker’ en ‘jij kunt mij toch niet aan’.
- [slachtoffer] kon niets doen, was gechoqueerd en ‘dichtgeklapt’. Zij heeft niets tegen [verdachte] gezegd.
p. 23
- [verdachte] heeft aan de borsten van [slachtoffer] gezeten
- [verdachte] heeft de broek en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden getrokken
- [verdachte] heeft zijn vinger in haar vagina gedaan
- [verdachte] heeft zijn penis in haar vagina gedaan
Op de vraag hoe de verdachte heeft kunnen weten dat de handelingen tegen de zin van benadeelde waren antwoordde zij dat ze gezegd heeft: ‘wat jij doet is een taboe, God zal dit niet accepteren, nooit’.
Waar is het gebeurd : [plaats delict]
Wanneer is het gebeurd : Tussen maandag 31 juli 2017 omstreeks 19:00 uur en maandag 31 juli 2017 omstreeks 21:30 uur.

Proces-verbaal van aangifte van [vader slachtoffer] d.d. 4 augustus 2017 (dossier pagina’s 25 – 29), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de aangifte gedaan door de vader van het slachtoffer:
p. 26
V: Waar komt u aangifte van doen?
A: Mijn dochter is verkracht.
V: Hoe heet uw dochter?
A: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: [verdachte] . Zijn achternaam ken ik niet
p. 27
V: Hoe kwam ze terug? Vertel daar eens over?
A: Ik dacht dat mijn dochter thuis was met haar laptop. Ik kon haar bij thuiskomst niet vinden en ik ben haar gaan zoeken. En ik heb haar niet gevonden. Ik heb overal gezocht. Ik ben gaan checken op de bovenste verdieping. Dat is een flatverdieping en ik trof mijn dochter aan op de trap. Zij leunde over de trapleuning en ze was aan het huilen. Zij hing erover heen en zij kon niet naar beneden komen. Ik heb mijn dochter op mijn schouder genomen. Ik vroeg haar waarom zij niet naar beneden kon komen. Ze zei dat hij haar had verkracht. Daarna hebben we de politie gebeld.
p. 28
V: Wat is er gezegd door [slachtoffer] , uw dochter?
A: Ze zei, hij heeft mij verkracht. Ze vertelde dat zij hem buiten had getroffen en dat hij aan haar vroeg of zij meewilde naar zijn kamer. Om hem te troosten is ze met hem meegegaan. Toen ze dicht bij zijn huis waren, wilde ze weggaan. Hij zei dat ze er nu toch was en dat ze nu wel even binnen kon kijken. Ze heeft dat toen gedaan. In zijn huis hebben ze gesproken over de Bijbel en over het woord van God. Daarna stond hij op en is hij het bed gaan opmaken. Hij vroeg aan [slachtoffer] om te helpen met het opmaken van het bed. Dat heeft ze gedaan. Daarna pakte hij haar vast en gooide hij haar op het bed. Hij pakte haar armen vast boven haar hoofd en zei toen dat ze nu niet meer weg kon.
Ze was geschokt en ze kon niets meer doen. Hij heeft toen haar broek uitgetrokken en hij heeft haar verkracht. Toen zei hij tegen haar dat ze het niet tegen haar ouders mocht zeggen. Ze mocht haar gezicht wassen en daarna moest ze naar huis.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 augustus 2017 (dossierpagina’s 30 – 40), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] :
p. 32
O: We gaan je nu vragen stellen over wat er maandag 31 juli is gebeurd.
V: Kan je vertellen hoe de maandag 31 juli voor jou verlopen is?
A: Hij had dus met mijn ouders gesproken en hij trof mij daarna buiten. Hij vroeg mij om samen met hem naar zijn huis te lopen. Toen we daar aangekomen waren, zei hij dat ik er nu toch was en hij vroeg mij mee naar binnen. Ik ben met hem naar binnen gegaan. Hij leidde mij naar de woonkamer. Ik heb niet gezien hoe hij zijn woning sloot. In de woonkamer begonnen wij te praten over het geloof. Op een gegeven moment was hij opgestaan. Zijn bed was niet opgemaakt en hij begon zijn bed op te maken. Hij zei tegen mij: “kom op help mij aan de andere kant”. Ik was bezig om hem te helpen. Hij duwde mij toen het bed op. Op dat moment was ik geschrokken en ik had het niet verwacht. Hij zei tegen mij “je kan op dit moment niets doen. Als je iets probeert te doen dan ik zal je laten zien wie ik ben.” Toen heeft hij mij verkracht.
Hij zei “vertel niet aan je vader dat het is gebeurd”. Ik zei dat ik het niet voor mijzelf kon houden en dat ik het wel aan mijn vader moest vertellen. En toen liep ik de trap naar beneden en toen kwam mijn vader naar mij toe. Daarna hebben we de politie ingeschakeld.
p. 34
V: Hij vroeg aan jou om te helpen met het opmaken van het bed?
A: Ja ik ben naar het bed toegelopen en ik hielp hem met het opmaken van het bed. Toen heeft hij mij op het bed geduwd.
V: Hoe gebeurde dat “met de hand op het bed”?
A: Hij drukte mijn handen achter mijn nek. Hij deed dat met één hand, mijn beide handen achter mijn nek. Daarna deed hij met mij wat hij wilde doen.
V: Wij zijn er niet bij geweest. Wil je vertellen welke handelingen hij verrichtte bij jou. Stapje voor stapje?
A: Met zijn andere arm, trok hij mijn broek uit. En daarna deed hij wat hij doen wilde. Met een arm trok hij in een beweging mijn onderbroek en mijn broek uit.
p. 35
V: Je vertelde dat [verdachte] jouw broek en onderbroek uittrok en je zag dat hij geen broek meer aan had. Wat deed [verdachte] daarna?
A: Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Maar hij kwam naar binnen.
V: Waarmee en waar kwam hij binnen?
A: Hij is met zijn geslachtsorgaan in mijn geslachtsorgaan naar binnen gegaan.
V: Wat deed hij toen?
A: Hij was aan het bewegen.
V: Wat voor soort beweging was dat?
A: Ik vind dat moeilijk om uit te leggen. Hij was aan het bewegen met zijn geslachtsdeel naar binnen en naar buiten.
V: Heb jij nog iets gezegd?
A: Ik heb gezegd dat “wat jij nu aan het doen bent, is verboden door God”.
p. 36
V: Gebeurde er daarna nog iets in de kamer?
A: We zijn met zijn tweeën uit de kamer gelopen. Tot aan de trap. Bij de trap zei hij tegen mij “vertel het niet aan je familie”. Ik zei tegen hem “denk jij dat ik het niet ga vertellen, wat jij net gedaan hebt”?
V: Hoe kon [verdachte] weten dat jij geen seks met hem wilde?
A: Hij zei op een gegeven moment tegen mij dat ik er niets aan kon doen en dat als ik zou tegen werken dat hij zich zou laten zien.
p. 36 – 37
V: Moet hij weten hoe oud jij bent?
A: Ja, hij heeft mij gevraagd hoe oud ik ben en ik heb hem dat verteld. Ik vertelde dat ik 15 jaar oud ben.
p. 37
V: Wat deed [verdachte] toen hij aan je borsten zat?
A: Daar heeft hij mij aangeraakt. Met zijn handen. Hij legde zijn hand op mijn borsten. Hij deed deze beweging (slachtoffer maakt knijpbeweging met haar hand).
p. 37 – 38
V: Wat deed hij met zijn vinger in jouw vagina?
A: Ik zou het echt niet weten wat hij met zijn vingers deed. Ik was geschrokken. Ik voelde zijn hand op mijn geslachtsorgaan.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 januari 2018 (dossierpagina’s 47 – 56), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] :
p. 50
V: Hoe kom je op het bed terecht?
A: Hij en ik waren bij het bed bezig en hij duwde mij op het bed.
V: Je krijgt dus vanuit het niets een duw. Wat deed dat met jou?
A: Omdat het zo onverwacht was, reageerde ik heel geschrokken en ik was verlamd.
V: Toen jij op het bed werd geduwd, wat gebeurde er toen?
A: Hij zei tegen mij “probeer maar niets te doen, want dan wordt het erger”.
V: Wat deed [verdachte] met jouw handen toen jij op bed lag.
A: Hij pakte mijn handen vast. Mijn handen lagen naast mijn hoofd en hij duwde mijn handen naar beneden. Volgens mij hield hij met één hand mijn beide handen vast.
V: Wat zeiden jullie tegen elkaar op dat moment?
A: Ik was geschrokken en zoals ik zei: ik was verlamd. Maar zoals [verdachte] zei “als je tegenstribbelt dan wordt het erger”.
p. 51
V: Wat deed dat met jou?
A: Ik was angstig.
V: Wat deed hij met zijn andere hand?
A: Hij trok met één hand mijn broek uit.
V: En wat nog meer?
A: Hij trok ook mijn onderbroek uit.
p. 52
O: Ik bedoel: hij ligt tussen jouw benen en jij hebt geen onderbroek aan, wat er met zijn broek is gebeurd dat weet je niet. Wat is er met jullie lichamen gebeurd?
A: Hij heeft mij gepenetreerd met zijn geslachtsorgaan. Hij deed dit in mijn vagina.
V: Je vertelde dat [verdachte] met zijn geslachtsorgaan, zijn penis, in jouw vagina penetreert. Hoe voelt jouw lijf wanneer hij dat dat?
A: Ik voelde pijn en moeilijkheden. Ik voelde pijn in mijn vagina.
p. 54
V: Heb je tegen hem gezegd dat je het niet wilde?
A: Toen ik hem wegduwde, toen zei hij dat ik niet moest tegenwerken, want dan zou het erger worden. Dus hij wist dat ik het niet wilde.
V: Klopt het dan dat je tijdens de seks niets gezegd hebt?
A: Op dat moment heb ik tegen hem gezegd dat wat hij deed in de ogen van God en in de ogen van de mensheid verboden is en afschuwelijk is.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2017 (dossierpagina’s 41 – 46), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende de verklaring afgelegd door [broer slachtoffer] , broer van het slachtoffer:
p. 43
Ik kwam aanrennen in de gang toen mijn vader me had gebeld. Ik zag daar [slachtoffer] en mijn ouders. Ik moest van mijn ouders de politie bellen en ik ben toen naar de beveiliging gegaan en daar heb ik de politie gebeld. [slachtoffer] was geschrokken, ik weet niet hoe zij zich voelde. Zij was wel verdrietig, zij ging niet huilen. Maar ik kon zien aan haar dat zij geschrokken en verdrietig was.

Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf in Haarlem op 31 juli 2017 d.d. 30 januari 2018 (dossierpagina’s 98 – 100), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek: RABK8863NL een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] ).
Van het aangeleverde referentiemonster van verdachte [verdachte] RABK8863NL is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel en het DNA-profiel van aangeefster [slachtoffer] RABM7129NL zijn betrokken bij een vergelijkend DNA-onderzoek met het eerder verkregen DNA-profiel van bemonstering ZAAC8002NL#01. Van het sperma in de bemonstering ZAAC8002NL#01 is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . Dit betekent dat deze bemonstering sperma bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2018 (dossierpagina’s 280 – 293), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 284
V: Waar raakte je haar aan?
A: Haar nek en borsten en ander lichaamsdelen.
V; Welke handelingen deed je daarna?
A: Ik heb haar bij haar vagina aangeraakt. Om te beginnen heb ik haar vagina over de kleding aangeraakt en daarna onder de kleding haar vagina aangeraakt.
p. 285
V; Wat gebeurde er toen?
A: Toen ben ik op haar gaan liggen en ben ik haar gaan penetreren. Ik ben met mijn penis in haar vagina gegaan.
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft daartoe gesteld dat er sprake is van bewijs dat louter gebaseerd is op de verklaring van aangeefster. Derhalve is niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verdachte heeft stellig ontkend dat hij de ten laste gelegde handelingen tegen de wil van aangeefster heeft gepleegd. De raadsman heeft bepleit dat enkel indien het scenario van verdachte hoogstonwaarschijnlijk wordt geacht er een veroordeling kan volgen. De raadsman heeft een aantal feiten en omstandigheden uit het dossier genoemd die ook passen in het scenario van verdachte, te weten het vrijwillige seksuele contact.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Van verkrachting is slechts sprake indien vast staat dat het slachtoffer door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid gedwongen is tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Vast staat dat er seksuele handelingen waaronder gemeenschap hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Dat heeft verdachte o ook erkend. Aan de orde is derhalve de vraag of aangeefster de seksuele handelingen onder dwang heeft ondergaan. Die bewijsvraag omvat twee aspecten. Enerzijds is er namelijk de vraag of er voldoende
wettigbewijs is voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Het gaat daarbij om de vraag of de door aangeefster afgelegde verklaringen voldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Daarbij is niet vereist dat het gedwongen ondergaan van seksuele handelingen steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar kan het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van het aangeefster in andere bewijsmiddelen, mits afkomstig van een andere bron, eveneens afdoende zijn. Anderzijds geldt de vraag of dit bewijsmateriaal ook voldoende
overtuigendis.
Het bewijs van dwang is bovenal gelegen in de verklaringen van aangeefster tijdens haar verhoren bij de politie. De inhoud van deze gedetailleerde en uitgebreide verklaringen, is niet alleen authentiek en concreet maar ook consistent. Zo komt haar verklaring enkele uren na het incident afgelegd tegenover verbalisanten in het ziekenhuis op 1 augustus 2017 overeen met wat zij tijdens het verdere politieverhoor en tijdens de verhoren op 7 augustus 2017 en 11 januari 2018 en bij de rechter-commissaris op 23 april 2018 heeft verklaard, alsmede direct na het strafbare feit tegen haar vader [vader slachtoffer] . In verband met die getuigenverklaringen weegt de rechtbank mee dat zowel de vader als de broer van het slachtoffer hebben verklaard dat aangeefster direct na het incident zeer emotioneel en aangeslagen was. Haar vader verklaart immers dat hij haar kort na de verkrachting huilend in het trappenhuis heeft aangetroffen en dat zij fysiek niet in staat was om te lopen. Zij heeft toen ook direct tegen haar vader verteld dat zij zojuist was verkracht. Haar broer [broer slachtoffer] verklaart voorts dat het slachtoffer een geschrokken en verdrietige indruk maakte. Deze zelfstandige waarneming van de directe emoties van aangeefster nagenoeg direct na het strafbare feit door twee getuigen, vormt steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat zij is verkracht door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze emoties bij de aard van het verweten delict. Daarbij komt dat de verklaringen van aangeefster over hetgeen voor en na het incident heeft plaatsgevonden in grote lijnen worden ondersteund door de verklaring van verdachte. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Naast de vraag omtrent het wettig bewijs, overweegt de rechtbank dat zij de verklaringen van aangeefster bovendien
overtuigendacht. Niet alleen bevatten deze veel details, maar heeft aangeefster consistent verklaard tegenover verbalisanten, de rechter-commissaris en getuigen.
Gelet op het vorengenoemde komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde handelingen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2017 in de gemeente Haarlem door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] , en
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] , en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld hierin dat hij verdachte:
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bed heeft gegooid, althans op het bed heeft geduwd, en
- de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens die beide handen (gekruist boven het hoofd van die [slachtoffer] ) heeft vast gehouden en
- ( in een andere taal) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Je kan geen kant op” en “ik ben sterker” en “je kunt mij toch niet aan”, althans woorden van gelijke strekking, en
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en
- door het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] waardoor hij, verdachte een lichamelijk en geestelijk overwicht had op die [slachtoffer]
aldus heeft hij, verdachte, voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken en waardoor ze zich niet kon verzetten tegen genoemde handelingen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op: verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank een straf op te leggen die past bij de omstandigheden van verdachte. In casu betekent dit een lagere straf dan de ruim 8 maanden die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat dit van belang kan zijn voor een eventuele verblijfsvergunning. Bovendien heeft verdachte een blanco strafblad.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 31 juli 2017 schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds net 15-jarig meisje dat net als verdachte in een AZC verbleef. Dit dient een plek te zijn - gelijk aan de eigen woning - alwaar het slachtoffer zich te allen tijden veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de schade die hij bij het minderjarige slachtoffer aanrichtte. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Dat dit het geval is, blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die op de zitting zijn afgelegd. Dit gevoel wordt versterkt door de culturele- en religieuze achtergrond van het slachtoffer, waarbij seksuele contacten buiten het huwelijk – waaronder een verkrachting – kunnen leiden tot verstoting uit de gemeenschap. Het behoeft ten slotte geen betoog dat deze verkrachtingen gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving en dat vrouwen zich hierdoor in zijn algemeenheid minder veilig voelen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage, waarin wordt geconcludeerd dat het ten laste gelegde – indien bewezen – volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat – met name uit een oogpunt van vergelding – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
In de zogenoemde ‘LOVS-oriëntatiepunten’ wordt bij verkrachting een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. LOVS-oriëntatiepunten beogen de straf weer te geven die rechters voor het modale feit, dat wil zeggen de meest voorkomende verschijningsvorm van het strafbare feit, plegen op te leggen. Zij komen tot stand na een inventarisatie van de praktijk van de straftoemeting. De rechtbank constateert dat het oriëntatiepunt voor verkrachting voor het laatst is geactualiseerd in 2016. Dat dit oriëntatiepunt ook nu nog zou moeten gelden als uitgangspunt voor de meest voorkomende verschijningsvorm van verkrachting, onderschrijft de rechtbank niet. De rechtbank ziet een gevangenisstraf van twee jaar dan ook eerder als de ondergrens voor een vaginale of orale verkrachting. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde 24 maanden gevangenisstraf in deze zaak, gelet op de vorengenoemde omstandigheden, geen passende straf zou vormen en ziet geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan de door de officier van justitie geëiste 40 maanden gevangenisstraf.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij
[vader slachtoffer]heeft namens haar een vordering tot schadevergoeding van € 5.092,04 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 92,04 wegens materiële schade en € 5.000,00 wegens immateriële schade, die zij als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
Materiële schade:
  • Daggeldvergoeding ziekenhuisopname € 28,00
  • Reiskosten € 64,04
Immateriële schade
- Smartengeld € 5.000,00
Totaal: € 5.092,04 + wettelijke rente
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu de vordering voldoende is onderbouwd.
7.3.
Standpunt van de verdediging
Aangezien de raadsman vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van de primair ten laste gelegde
feit verzoekt hij de vordering ten aanzien van de immateriële schade flink te matigen, nu dit
vooral ziet op de uitgeoefende dwang zoals ten laste gelegd onder het primaire feit.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen nu de schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde strafbare feit en de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over het gevorderde bedrag vanaf 31 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VEERTIG [40] MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de wettelijk vertegenwoordiger
[vader slachtoffer]van de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 5.092,04, bestaande uit € 92,04 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [vader slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer [vader slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.092,04, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2018.
mr. D.G.M. van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.