ECLI:NL:RBNHO:2018:5951
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor medicamenteuze behandeling van minderjarige met ADHD
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor de verstrekking van ADHD-medicatie aan haar minderjarige kind. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. N.J.M. Plat, heeft aangevoerd dat de minderjarige sinds jonge leeftijd gedragsproblemen vertoont en dat eerdere behandelingen niet het gewenste effect hebben gehad. De man, de vader van de minderjarige, heeft zijn toestemming geweigerd en verzet zich tegen het gebruik van medicatie, omdat hij negatieve ervaringen heeft met ADHD-medicatie en gelooft dat de minderjarige meer baat heeft bij aandacht en structuur in plaats van medicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige, wat betekent dat voor medische behandelingen de toestemming van beide ouders vereist is. Aangezien de man zijn toestemming heeft geweigerd, heeft de vrouw de rechtbank verzocht om vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW. De rechtbank heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij de diagnose ADHD door Triversum is vastgesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige behandelingen onvoldoende effect hebben gehad en dat medicatie noodzakelijk is om de gedragsproblemen van de minderjarige aan te pakken.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het verlenen van vervangende toestemming voor medicamenteuze behandeling in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend om ADHD-medicatie te verstrekken aan de minderjarige, zoals geadviseerd door Triversum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.