ECLI:NL:RBNHO:2018:5992

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
265688
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de vernietigbaarheid van een schenking en onrechtmatige publicatie met rectificatieverzoek

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de vraag centraal of een schenking van € 50.000,- door [gedaagde] aan de stichting Media036 vernietigbaar was en of [gedaagde] aansprakelijk was voor onrechtmatige uitlatingen over [eiser]. De stichting Media036, vertegenwoordigd door [eiser], vorderde betaling van het resterende bedrag van de schenking, terwijl [gedaagde] in reconventie de ontbinding van de schenkingsovereenkomst vorderde. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ontbindende voorwaarde en dat de schenking niet meer kon worden gevorderd, omdat de stichting inmiddels in liquidatie was. De rechtbank concludeerde dat de bedoeling van de schenking niet meer gerealiseerd kon worden, waardoor Media036 geen recht had op nakoming. Daarnaast werd het verzoek van [eiser] om rectificatie van de onrechtmatige uitlatingen afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van [gedaagde] niet onrechtmatig waren en dat [eiser] onvoldoende had aangetoond dat hij schade had geleden. De vorderingen van beide partijen werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel Kanton Bewind
Locatie Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/265688 / HA ZA 17-753
Vonnis van 18 juli 2018
in de zaak van

1.de stichting STICHTING MEDIA036 IN LIQUIDATIE, gevestigd te Almere,

2.
[eiser], wonende te [woonplaats 1]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.B.M. Swart te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.I.M. Molenaar te Volendam.
Partijen zullen hierna Media036, [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 september 2017;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, alsmede een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het vonnis van 24 januari 2018 in het incident;
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Media036 is een stichting die in november 2014 is opgericht en tot februari 2017 een lokale omroep realiseerde in Almere. Het betrof onder andere radioprogramma’s betreffende voetbal. Het bestuur heeft in maart 2017 besloten tot ontbinding van de stichting. [eiser] was de voorzitter van Media036 en is thans één van de vereffenaars. [gedaagde] heeft in 2016 opgetreden als presentator van een sportprogramma dat door Media036 werd uitgezonden.
2.2.
Op 22 juli 2016 heeft [gedaagde] tijdens een lunch met [eiser] aangeboden aan Media036 een bedrag van € 50.000,- te schenken.
2.3.
In de periode augustus 2016 tot januari 2017 is via WhatsApp tussen [eiser] en [gedaagde] herhaaldelijk over dit bedrag gesproken. Onder meer zijn de volgende berichten uitgewisseld:
Op 19 augustus 2016 schrijft [gedaagde] :
Zijn mijn donaties binnen. Op 23 september 2016 schrijft hij:
Betalingen zijn zojuist ter uitbetaling verzonden. Gaat goed met betaling dus wacht ik op je bericht van 2 keer 25 is 50. Op 5 januari 2017 schrijft hij:
De directeur ABN in Almere geeft mij aan binnen een uur een overschrijving te kunnen regelen. Op enig moment schrijft [eiser] :
Ik ben 6 maanden tevergeefs aan het appen om de afspraak ten uitvoer te brengen. Ik verneem het wel als het op de rekening staat, of ik af kan reizen om het op te halen. Apps over ‘morgen in orde’, ‘gaat mis bij de bank’, ‘al moet ik terugvliegen om het morgen te regelen’ e.d. heb ik geen zin meer in. Ik wacht het af. Je hoeft me verder niet op de hoogte te houden, dat levert al maanden teleurstelling op en daarmee verlies ik vertrouwen. Ik zie je graag weer als je de belofte bent nagekomen.
2.4.
Op 4 april 2016 heeft [gedaagde] € 2.500,- aan Media036 betaald en op 11 oktober 2016 heeft [gedaagde] € 8.100,- betaald met als omschrijving:
3 maanden achterstand huur tzt ter verrekening met donatie. In februari 2017 heeft [gedaagde] € 363,- aan Media036 betaald.
2.5.
In oktober 2016 heeft een adviseur van Media036 een open brief aan Almere Deze Week gestuurd waarin hij aangaf dat hij zijn adviseurschap beëindigde. Hij schrijft onder meer:
Transparantie qua organisatie en financiering (….) zijn daarbij onontbeerlijk. Niet wat juridisch of economisch kan en mag, maar wat maatschappelijk acceptabel en verantwoord is moet hierbij de leidraad zijn. Vooraf informeren van adviseurs, het vragen van advies op gevoelige onderwerpen en daarmee enigszins rekening houden maakt een adviseurschap voor zowel de organisatie als de betrokkenen waardevol. Nu dit na de daadwerkelijke start van Media036 naar mijn persoonlijke mening onvoldoende tot zijn recht komt, heb ik met ingang van heden mijn adviseurschap bij Media036 beëindigd.
2.6.
In de periode oktober 2016 wordt in de lokale media bericht over ontstane ophef over de aankoop door Media036 van een digitaal sportmagazine van [eiser] voor een bedrag van € 25.000,-. Eind november 2016 vertrekt de penningmeester van Media036 vanwege de negatieve media-aandacht.
2.7.
Bij brief van 22 maart 2017 draagt de gemeente Almere Media036 op om rapportages over de bekostiging 2016 binnen vier weken in te leveren en om aan te tonen welke kosten zijn gemaakt met het reeds uitgekeerde voorschot op de begroting over 2017. De gemeente heeft in mei 2017 aangekondigd een bedrag terug te vorderen.
2.8.
In het lokale huis aan huis blad Almere Deze Week (hierna: ADW) is op 7 juni 2017 een artikel verschenen over Media036 en [eiser] .
2.9.
Op 11 juli 2017 is vonnis gewezen in het kort geding tussen [eiser] en Media036 als eisers en de uitgever van ADW als gedaagde. Daarin is onder andere overwogen dat het door ADW op 7 juni 2017 geplaatste artikel niet als onrechtmatige kan worden gekwalificeerd jegens Media036 of [eiser] en is de gevorderde rectificatie afgewezen.
2.10.
Op 21 juni 2016 bericht [gedaagde] per WhatsApp aan [eiser] :
Met Jordy heb ik afgesproken dat wij in het najaar 3 dagen naar Larnaka komen. De verdeling is als volgt, ik tracteer de hele trip, u regelt het.
2.11.
[gedaagde] heeft op Facebook berichten geplaatst over [eiser] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Media036 en [eiser] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. i) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 41.900,00 aan Media036, vermeerderd met wettelijke rente;
ii) een verklaring voor recht inhoudende dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door zich op smadelijke en/of lasterlijke wijze over [eiser] uit te laten op Facebook en in Almere Deze Week, althans dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
iii) een verklaring voor recht inhoudende dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de uit de onder randnummer ii) bedoelde onrechtmatige daad voortvloeiende schade van [eiser] , alsmede dat [gedaagde] gehouden is deze schade aan [eiser] te vergoeden;
iv) veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade als gevolg van voormelde tekortkoming geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente;
v) veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een voorschot op onder randnummer iv) bedoelde schadevergoeding, te weten een voorschot van € 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente;
vi) [gedaagde] de last op te leggen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een openbare rectificatie op zijn Facebookaccount te openbaren, waarbij de tekst drie maanden zichtbaar dient te blijven;
vii) [gedaagde] de last op te leggen zich in de toekomst niet smadelijk en/of lasterlijk over [eiser] uit te laten door op Facebook of anderszins de suggestie te wekken dat [eiser] geld schuldig is aan [gedaagde] , [gedaagde] de kosten heeft voldaan voor [eiser] (en/of Media036), alsmede door scheldkanonnades over de persoon van [eiser] (boef, oplichter, narcist, et cetera) te openbaren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00;
viii) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de conservatoire beslagkosten aan Media036 en [eiser] , tot het moment van dagvaarden begroot op € 345,47, vermeerderd met de beslagkosten voor overbetekening van het inleidende processtuk en vermeerderd met wettelijke rente;
ix) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.750,00 exclusief btw aan Media036 en [eiser] , zijnde buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente;
x) veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerdert met wettelijke rente voor zover de proceskosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan;
xi) veroordeling van [gedaagde] in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert primair te verklaren voor recht dat de schenkingsovereenkomst als gevolg van de vervulling van de ontbindende voorwaarde is ontbonden en Media036 in het kader van haar verplichting tot ongedaanmaking te veroordelen tot terugbetaling aan [gedaagde] van € 11.833,00, vermeerderd met wettelijke rente. Subsidiair vordert [gedaagde] de schenkingsovereenkomst te vernietigen wegens misbruik van omstandigheden, althans op de voet van artikel 7:184 lid 1 onder a BW, althans te verklaren voor recht dat het op grond van de beginselen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Media036 nakoming vordert van de schenkingsovereenkomst en Media036 te veroordelen tot terugbetaling van de door [gedaagde] betaalde bedragen van € 11.833,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder vordert [gedaagde] te verklaren voor recht dat [eiser] als bestuurder van Media036 aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade en [eiser] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van € 11.833,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarbij vordert [gedaagde] veroordeling van Media036 en [eiser] in de proceskosten en nakosten.
3.5.
Media036 en [eiser] voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie met betrekking tot de schenking

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een overeenkomst van schenking. Over de inhoud van de overeenkomst verschillen partijen echter van mening. Media036 stelt dat sprake is van een eenvoudige toezegging € 50.000,- aan de stichting te schenken, waarvan nog € 41.900,- betaald dient te worden. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat aan de overeenkomst een voorwaarde was verbonden, namelijk dat Media036 zou voortbestaan zo lang [gedaagde] nog leefde zodat [gedaagde] gedurende de (kortdurende) rest van zijn leven in staat zou zijn om het sportprogramma te presenteren.
4.2.
In reconventie heeft [gedaagde] aangevoerd dat wat betreft de hiervoor genoemde voorwaarde met betrekking tot het voortbestaan van de stichting sprake is geweest van een ontbindende voorwaarde. Dit standpunt vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de inhoud van de conclusie van antwoord waarin onder 5 wordt gesproken over een voorwaardelijke toezegging, noch in productie 7 en ook niet in het verhandelde ter zitting waar [gedaagde] verklaart dat hij geld wilde geven onder de voorwaarde dat programma’s werden gemaakt. Bovendien had het in dat geval op de weg van [gedaagde] gelegen, toen hij hoorde van het besluit om de stichting te ontbinden, zijn vordering tot terugbetaling geldend te maken hetgeen niet is gebeurd. Gezien het voorgaande is niet aannemelijk dat sprake was van een ontbindende voorwaarde en is evenmin voldoende aangevoerd om op dit punt aan bewijs toe te komen. Ter zitting heeft [gedaagde] zijn verweer nog aangevuld met de stelling dat sprake zou zijn geweest van dwaling en heeft hij vernietiging van de overeenkomst gevorderd. De onjuiste veronderstelling is geweest dat Media036 zou uitgroeien tot een omroep van het formaat van AT5. Nu dat niet is gebeurd, is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken aldus [gedaagde] . Nu het hier gaat om niet gerealiseerde toekomstverwachtingen kan geen beroep worden gedaan op dwaling zodat dit verweer faalt.
4.3.
Vervolgens vordert [gedaagde] vernietiging op basis van misbruik van omstandigheden. Hij betoogt dat [eiser] het tot stand komen van de schenkingsovereenkomst niet had mogen bevorderen gezien de uiterst kwetsbare fysieke en geestelijke staat waarin [gedaagde] verkeerde en de kennis zijdens [eiser] van de reputatie van [gedaagde] . Deze stelling faalt aangezien deze onvoldoende onderbouwd is en niet gesteld of gebleken is waarom [eiser] had moeten weten of begrijpen dat hij [gedaagde] had moeten weerhouden van het aanbieden van de schenking. [gedaagde] heeft zelf immers uitgebreid gemotiveerd aangevoerd dat hij graag wilde blijven presenteren en dat hij daar juist vanwege zijn persoonlijke omstandigheden geld voor over had, maar dat het niet zijn bedoeling was om te (blijven) betalen als hij niet meer in staat werd gesteld programma’s te presenteren. In het licht van deze stelling valt zonder duidelijke onderbouwing niet in te zien dat [eiser] of Media036 een verwijt te maken valt in die zin dat zij misbruik hebben gemaakt van deze situatie.
4.4.
Het beroep van [gedaagde] op artikel 7:184 lid 1 onder a BW slaagt evenmin. Om de schenking te kunnen vernietigen op deze grond dient sprake te zijn van een aan Media036 opgelegde verplichting waarvan geen nakoming kan worden gevorderd. [gedaagde] heeft zijn stelling dat daar in dit geval sprake van is onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.5.
De rechtbank stelt bij de verdere beoordeling voorop dat de schenking een obligatoire overeenkomst is, waarbij de prestatie van de schenker geen verband mag houden met een prestatieplicht van de begiftigde. De schenking is aldus een eenzijdige overeenkomst. Ook bij een schenkingsovereenkomst is het van belang de bedoeling die partijen hadden bij het aangaan van de overeenkomst vast te stellen om na te kunnen gaan wat de inhoud van de overeenkomst was. De rechtbank stelt daarbij in het onderhavige geval allereerst vast dat het gaat om een mondelinge afspraak. Ondanks een later bezoek van [gedaagde] aan een notaris, en ondanks de tijd die verstreek na de toezegging in juli 2016 en de WhatsApp discussie tussen [eiser] als bestuurder en [gedaagde] die maanden duurde, heeft op geen enkel moment enige schriftelijke vastlegging plaatsgevonden. Voorts is van belang dat [eiser] in de discussie via WhatsApp op een gegeven moment zegt dat hij de discussie wil sluiten en het verder wel afwacht (zie feiten onder 2.3). Er blijkt aldus niet van een harde toezegging. Naast deze mondelinge afspraak is de feitelijke gang van zaken zo dat [gedaagde] af en toe kosten voor Media036 betaalt.
Partijen twisten er blijkens het verhandelde ter zitting verder niet over dat het de gedeelde toekomstvisie en wens voor de toekomst was, dat Media036 zou uitgroeien tot een omroep vergelijkbaar met AT5. Ter zitting stelt de gemachtigde van eisers zelf ook dat [gedaagde] de stichting wilde helpen. Uit al deze omstandigheden blijkt dat de bedoeling van [gedaagde] was om Media036 te steunen zodat de omroep kon (blijven) uitzenden. Tegen die achtergrond is het allesbehalve vanzelfsprekend dat Media036 [gedaagde] thans nog kan houden aan zijn toezegging geld te schenken, nu de stichting vereffend zal worden. Dat strookt immers niet met de bedoeling die [gedaagde] had bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Media036 heeft ook niet eerder dan op 23 juni 2017 aanspraak gemaakt op het restant van de schenking, terwijl het gezien de uitleg die zij aan de overeenkomst wenst te geven op haar weg had gelegen dit eerder te doen dan na het besluit tot ontbinding van de stichting. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gebleken is dat de schenking in de boeken van de stichting is opgenomen.
De vraag of ten tijde van de totstandkoming van de mondelinge overeenkomst de door [gedaagde] genoemde voorwaarde uitdrukkelijk genoemd is, zoals hij stelt, kan naar het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing blijven aangezien de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst uit de door beide partijen gestelde feiten en omstandigheden blijkt en eveneens vast staat dat de actuele situatie (een stichting in liquidatie) daarmee niet in overeenstemming is. Media036 heeft bovendien niet onderbouwd wat haar belang is bij de gevorderde nakoming. Immers heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd wat thans de financiële situatie van de stichting is. Gezien de vragen hierover zijdens [gedaagde] , lag het op de weg van Media036 daarover duidelijkheid te verschaffen. Temeer daar eveneens door [eiser] aan de media is gecommuniceerd dat een (gebrek aan) liquide middelen niet de reden is geweest om te besluiten de stichting te ontbinden én [eiser] in de media heeft aangegeven dat een eventueel batig saldo door Media036 geschonken zal worden aan VoedselLoket Almere. In aanvulling op het voorgaande overweegt de rechtbank dat het voor zich spreekt dat de bedoeling bij de schenking van [gedaagde] in ieder geval niet kan zijn geweest dat zijn schenking via deze route ten goede komt aan VoedselLoket Almere. De conclusie is dat Media036 thans geen nakoming van de schenkingsovereenkomst meer kan vorderen, omdat de achterliggende bedoeling bij de schenking niet meer gerealiseerd kan worden.
4.6.
Aldus bestaat er geen grond om [gedaagde] te veroordelen nog betalingen aan Media036 te doen en bestaat er evenmin een grond om Media036 te veroordelen hetgeen reeds betaald is terug te betalen aan [gedaagde] . Er is immers geen sprake van een ontbindende voorwaarde. Tegen die achtergrond kan de vraag of [eiser] als bestuurder aansprakelijk is voor deze terugbetalingen voor het geval de stichting niet nakomt, buiten beschouwing blijven.
in conventie met betrekking tot onrechtmatige daad jegens [eiser]
4.7.
stelt dat sprake is van smadelijke en lasterlijke uitlatingen gedaan door [gedaagde] , te weten in een interview met ADW resulterend in een artikel in deze krant op 7 juni 2017, en op de Facebook pagina van [gedaagde] . [eiser] betoogt dat [gedaagde] deze uitlatingen heeft gedaan met het doel hem te schaden, en dat dit is gelukt aangezien [eiser] opdrachten is misgelopen. Overigens erkent [eiser] ter zitting dat [gedaagde] sinds het uitbrengen van de dagvaarding in de onderhavige zaak gestopt is met zijn onrechtmatige uitlatingen.
4.8.
Met betrekking tot het artikel in ADW overweegt de rechtbank dat in het kort geding vonnis genoemd onder de feiten hiervoor, reeds is overwogen dat het artikel is ingestoken vanuit het gegeven dat de Gemeente voornemens is geld terug te vorderen van Media036. In het artikel worden vraagtekens gezet bij de wijze waarop Media036 is omgegaan met de besteding van haar (publieke) middelen, de verantwoording daarvan en de wijze waarop Media036 werd bestuurd. De inhoud van het artikel wordt voor een groot deel ingevuld door de mening van [gedaagde] . ADW heeft voor de inhoud van het artikel steun gezocht en gevonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. Voor de verklaring van [gedaagde] dat de organisatie van Media036 rommelt en dat er sprake is van een angstcultuur, heeft ADW ondersteunende verklaringen gekregen van andere bij Media036 betrokken personen. Verder blijkt uit dit vonnis dat [eiser] niet bereid was zijn visie op de kwestie te geven. Hiermee heeft hij zelf een kans laten gaan om zijn visie op de zaak te geven en uitlatingen van [gedaagde] te weerleggen.
Dat neemt niet weg dat in de onderhavige procedure is gebleken dat de bewering van [gedaagde] dat [eiser] de tickets voor de reis naar Cyprus zou terugbetalen geen steun vindt in de feiten. Uit de WhatsApp berichten blijkt immers duidelijk dat [gedaagde] de reis trakteert. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij het als een morele plicht beschouwde voor [eiser] om de tickets aan hem terug te betalen toen duidelijk was dat een interview met een voetballer niet mogelijk was en het dus een vakantiereis werd. Dit is niet in overeenstemming met hetgeen hij hierover aan ADW heeft gezegd. Ook vindt geen steun in de feiten de bewering van [gedaagde] dat de bedragen die hij voor Media036 betaalde, bijvoorbeeld voor de huur, terugbetaald moesten worden. In het voorgaande is immers al vastgesteld dat [gedaagde] deze betalingen deed in het kader van de toegezegde schenking. [gedaagde] heeft ook niet eerder dan in deze procedure gevraagd om terugbetaling van enig bedrag.
Van de overige citaten waarvan [eiser] stelt dat deze onrechtmatig zijn komt niet vast te staan dat deze onjuist of onrechtmatig zijn. [gedaagde] heeft immers gemotiveerd betwist dat sprake is van onjuiste mededelingen en daar heeft [eiser] niet meer op gereageerd.
4.9.
Zoals in het kort geding vonnis al werd overwogen staat de inhoud van het artikel in ADW niet op zichzelf, maar moet het gezien worden in de context van de daaraan voorafgegane gebeurtenissen. Over het (financiële) handelen van Media036 was in het relatief korte bestaan van Media036 al ophef ontstaan als gevolg van de aankoop van het digitale sportblad van haar eigen bestuurder en omdat een adviseur van Media036 vertrok omdat het juist financieel zou ontbreken aan transparantie. ADW heeft met het aan de kaak stellen van de wijze waarop publieke middelen wordt besteed en de wijze waarop die besteding wordt verantwoord, een algemeen belang gediend.
4.10.
Dit betekent dat voor zover aannemelijk zou zijn dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van de publicatie in ADW, deze evenzeer is veroorzaakt door mededelingen van anderen zoals de Gemeente Almere en door citaten waarvan de onrechtmatigheid niet is komen vast te staan. In het kader van deze procedure is – mede gezien de inhoud van eerder genoemd kort geding vonnis – onvoldoende feitelijk onderbouwd dat er schade is geleden en of, en zo ja in hoeverre, deze in causaal verband staat met genoemde onjuiste beweringen van [gedaagde] . De gevorderde verklaringen voor recht alsmede het gevorderde voorschot op de schadevergoeding zullen daarom worden afgewezen.
4.11.
Tenslotte heeft [eiser] aangevoerd dat sprake is van een lastercampagne via Facebook en heeft daartoe een aantal berichten overgelegd waarin volgens [eiser] [gedaagde] hem aanduidt als boef en leugenaar. [eiser] heeft onvoldoende concreet aangegeven welke onjuistheden in de Facebook berichten staan, ze zijn immers slechts als productie overgelegd en er is in de dagvaarding in grote lijnen naar verwezen. De onderbouwing van de stelling dat sprake is van een lastercampagne en dat deze kwalificeert als onrechtmatige daad is daarmee onvoldoende, mede gezien het feit dat de berichtgeving in ADW niet als onrechtmatig is gekwalificeerd en slechts van een deel van de gewraakte citaten is vastgesteld dat [gedaagde] onjuiste mededelingen deed. Bovendien is gebleken dat [gedaagde] gestopt is met het plaatsen van berichten na de datum van de dagvaarding. [gedaagde] heeft voorts ter zitting verklaard dat de gewraakte berichten inmiddels zijn verwijderd en toegezegd dat hij dergelijke berichten niet meer zal plaatsen. De vraag is aldus welk belang [eiser] nog heeft bij de onder vii gevorderde last en de gevorderde rectificatie, zeker nu inmiddels meer dan tien maanden verstreken zijn sinds het uitbrengen van de dagvaarding en een jaar sinds het artikel in ADW en het kort geding vonnis van 11 juli 2017. Dit belang is onvoldoende onderbouwd door [eiser] zodat de vorderingen sub ii tot en met vii zullen worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.12.
De gevorderde vergoeding van de beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten liggen, nu de vorderingen van Media036 en [eiser] worden afgewezen, eveneens voor afwijzing gereed.
4.13.
Elk van partijen is als op enig punt in het ongelijk gesteld te beschouwen, aangezien hiervoor is vastgesteld dat [gedaagde] twee onjuiste mededelingen deed jegens ADW en voorafgaand aan de procedure uitlatingen op Facebook deed waarvan hij zelf heeft aangegeven dat deze niet passend waren. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: