ECLI:NL:RBNHO:2018:6107

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
1503520618
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige in de zorg van verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn 7-jarige achterneefje. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd in de periode van 23 tot en met 24 augustus 2017 te Anna Paulowna. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft de officier van justitie gevorderd tot vrijspraak van het eerste ten laste gelegde feit en bewezenverklaring van het tweede feit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het tweede feit, met uitzondering van het betasten van de anus.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het eerste feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl het tweede feit wel bewezen werd verklaard. De verdachte heeft bekend dat hij ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het betasten van de anus. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 144 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.106,96 toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, voor zowel materiële als immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische toestand en eerdere betrokkenheid bij een zedenzaak. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/035206-18 (P)
Uitspraakdatum: 17 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1962 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2017 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2017 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland ontucht heeft gepleegd met een aan zijn, verdachte zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] gemasseerd op zijn borstkas en/of zijn liezen althans zijn lichaam en/of
- de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
- de (blote) penis van die [slachtoffer] aangeraakt en/of afgetrokken en/of
- met een kwastje over de buik en/of rug van die [slachtoffer] gestreken en/of
- de buik en/of rug van die [slachtoffer] gestreeld en/of
- de billen van die [slachtoffer] (hardhandig) uit elkaar getrokken en/of
- de anus van die [slachtoffer] betast.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens het betasten van de anus waarvoor het dossier geen (steun)bewijs bevat, aldus de verdediging.
3.2.
Vrijspraak eerste alternatief/cumulatiefEvenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan. [slachtoffer] heeft in eerste instantie aan zijn moeder en de politie verteld dat verdachte zijn vinger in zijn kont heeft gedaan. Tijdens het uitgebreide studioverhoor heeft [slachtoffer] hierover niets verklaard. Nu verdachte, met uitzondering van het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] en het betasten van de anus, een bekennende verklaring heeft afgelegd en het dossier geen overige bewijsmiddelen bevat die de eerste summiere verklaringen van [slachtoffer] ondersteunen heeft de rechtbank niet de benodigde overtuiging dat dit binnendringen heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden tweede alternatief/cumulatief
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte ten overstaan van daartoe gecertificeerde zedenrechercheurs d.d. 20 februari 2018 (dossierpagina’s 83 tot en met 90);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster [moeder slachtoffer] ten overstaan van daartoe gecertificeerde zedenrechercheurs d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina’s 35 tot en met 38);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] ten overstaan van een daartoe gecertificeerde zedenrechercheur d.d. 20 oktober 2017 (dossierpagina’s 47 tot en met 62);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een geboorteakte van [slachtoffer] , d.d. 28 december 2017 (dossierpagina 42).
Partiële vrijspraak
Evenals de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de anus van [slachtoffer] heeft betast, nu het dossier hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Verdachte zal derhalve van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2017 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), hebbende verdachte
- die [slachtoffer] gemasseerd op zijn borstkas en zijn liezen en
- de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en
- de blote penis van die [slachtoffer] aangeraakt en afgetrokken en
- met een kwastje over de buik en rug van die [slachtoffer] gestreken en
- de buik en rug van die [slachtoffer] gestreeld en
- de billen van die [slachtoffer] uit elkaar getrokken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 157 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod met [slachtoffer] . Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uren zal worden opgelegd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en een werkstraf van 120 uren.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn 7-jarige achterneefje, [slachtoffer] . Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft het vertrouwen van zijn minderjarige neefje misbruikt ten behoeve van zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging, die hij zwaarder heeft laten wegen dan de persoonlijke belangen van zijn neefje. Hierdoor heeft hij een normale en gezonde ontwikkeling waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten langdurige en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen kunnen ondervinden. Uit de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] , het nichtje van verdachte, blijkt hoezeer de familie, in het bijzonder [slachtoffer] , lijdt onder het misbruik en de wijze waarop verdachte hun vertrouwen heeft geschonden. De rechtbank weegt tevens in het nadeel van verdachte mee dat verdachte wist dat [slachtoffer] een kwetsbare jongen is en onder die omstandigheid niettemin misbruik van hem heeft gemaakt. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 mei 2018, waaruit blijkt dat in 2008 een zaak tegen verdachte ter zake het bezit van kinderpornografische afbeeldingen voorwaardelijk is geseponeerd. Verdachte is niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte psychologisch Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd 19 april 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Ondanks de aanwezigheid van een depressieve stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis wordt verdachte in staat geacht om het onrechtmatige van zijn handelen in te zien en om andere gedragskeuzes te maken dat hij ten tijde van het tenlastegelegde heeft gedaan. Geadviseerd wordt dan ook om verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 9 mei 2018, opgemaakt door [reclasseringswerker] , werkzaam bij Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer in dat als risicofactoren voor recidive verdachte zijn beperkte sociale netwerk, gebrekkige coping- en emotieregulatiemechanismen, gebrekkige inzicht in zijn motieven tot het delictgedrag en gebrekkige inzicht in zijn gevoelsleven naar voren komen. Daarnaast zijn er nauwelijks steunende en/of beschermende factoren in zijn leven aanwezig. Positief is zijn bereidheid om opnieuw in behandeling te gaan. Behandeling bij een forensische polikliniek acht de reclassering wenselijk, omdat bij verdachte, zowel in de onderhavige zaak als in de zedenzaak uit 2008, stress, nieuwsgierigheid en een gebrek aan zelfinzicht een rol speelden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot matig. Geadviseerd wordt om een meldplicht, ambulante behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de strafoplegging in vergelijkbare zaken. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, als gevolg van zijn eigen handelen, (een deel van) zijn familie is kwijtgeraakt en dat hij het laakbare van zijn handelen heeft ingezien.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als waarschuwing aan verdachte dat hij zich dient te onthouden van het plegen van soortgelijke (en andere) strafbare feiten en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden. Als bijzondere voorwaarden zullen aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod met [slachtoffer] worden verbonden.
Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten acht de rechtbank voorts een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren passend en geboden.

7.Vordering benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft [moeder slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van € 5.106,96 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • Reiskosten € 106,96
  • Immateriële schade € 5.000,00.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de gevorderde materiële schade betreft. Verder heeft de raadsman verzocht de immateriële schadevergoeding te beperken tot € 2.500,00, nu er geen sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt vergoeding van de immateriële schade de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Verdachte wist dat [slachtoffer] een kwetsbare jongen was en hij heeft desondanks misbruik van hem gemaakt. Zoals reeds eerder is genoemd, heeft het door verdachte gepleegde misbruik grote gevolgen gehad voor [slachtoffer] en zijn gezin. Gelet hierop acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade alleszins redelijk. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder het eerste alternatief/cumulatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
144 (honderdvierenveertig) dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
-zich zal melden bij de reclassering op het adres Drechterwaard 102, 1824 DX in Alkmaar. Verdachte dient zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte dient zich tevens te houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
-zal meewerken aan een behandeling bij de forensische polikliniek van GGZ Noord-Holland-Noord of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
-op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats 2] .
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.106,96 (zegge: vijfduizend honderdzes euro en zesennegentig cent), bestaande uit € 106,96 (zegge: honderdzes euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.106,96 (zegge: vijfduizend honderdzes euro en zesennegentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. C.P. Staal, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2018.