In deze zaak hebben twee passagiers Ryanair aangesproken voor compensatie na de annulering van hun vlucht van Malaga naar Amsterdam op 11 december 2017. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.029,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van slechte weersomstandigheden, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde. De kantonrechter oordeelde echter dat, hoewel er slechte weersomstandigheden waren, deze niet de enige oorzaak van de annulering waren. De rechter stelde vast dat er ondanks de weersomstandigheden nog steeds vliegverkeer mogelijk was en dat de luchtverkeersleiding geen buitengewone omstandigheden had gecreëerd die de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter wees de vordering tot compensatie toe, maar wees de vordering voor de additionele kosten af, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor deze kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat Ryanair grotendeels ongelijk kreeg. De beschikking werd uitgesproken door de kantonrechters J. Candido en W. Aardenburg.