ECLI:NL:RBNHO:2018:6403

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
C/15/266908 / HA ZA 17-822
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure tussen broer en zus over verdeling van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen twee partijen, broer en zus, die samen eigenaar zijn van een woning. De opposant had eerder verzet aangetekend tegen een verstekvonnis, maar dit verzet was niet tijdig ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, waardoor de rechtbank oordeelde dat de opposant in dat verzet niet-ontvankelijk was. Echter, de opposant stelde een tweede verzet in, dat wel tijdig was ingeschreven, en de rechtbank oordeelde dat hij in dit tweede verzet kon worden ontvangen.

De rechtbank behandelde de vorderingen van de partijen gezamenlijk, waarbij de opposant primair verkoop van de woning vorderde en subsidiair toedeling aan de geopposeerde na taxatie. De geopposeerde voerde verweer en stelde dat zij niet bereid was tot verkoop. De rechtbank oordeelde dat de woning aan de opposant moest worden toegedeeld tegen betaling van de helft van de getaxeerde waarde, omdat verkoop aan een derde niet mogelijk was door bestaande beslagen op de woning. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen de partijen, gezien hun familierelatie, en wees de overige vorderingen af.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige inschrijving van verzet in het rechtsmiddelenregister en de gevolgen van niet-naleving van deze procedurele vereisten. De rechtbank heeft ook de belangen van beide partijen in overweging genomen bij het vaststellen van de wijze van verdeling van de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in verzet van 15 augustus 2018 in de gevoegde zaken
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/266908 / HA ZA 17-822
van
[opposant/verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
opposant in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.A.F. Visser te Wormerveer,
tegen
[geopposeerde/eiser],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.G.J. Elslo te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/267988/HA ZA 17-879
van
[opposant/verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
opposant in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.A.F. Visser te Wormerveer,
tegen
[geopposeerde/eiser],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.G.J. Elslo te Utrecht.
Partijen zullen hierna [opposant/verweerster] en [geopposeerde/eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 januari 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 juli 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de hoofdzaak en in het incident.

2.De verdere feiten

2.1.
Partijen zijn broer en zus en zijn samen eigenaar van een woning aan de [adres] (hierna: de woning). Partijen willen komen tot verdeling van deze beperkte gemeenschap.
2.2.
[opposant/verweerster] heeft [geopposeerde/eiser] gedagvaard in kort geding voor deze rechtbank en de schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 25 oktober 2017 gevorderd. De gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging is door de voorzieningenrechter toegewezen.

3.Het geschil

in de gevoegde zaken
in conventie en in reconventie
3.1.
[opposant/verweerster] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [geopposeerde/eiser] alsnog worden afgewezen.
Daarnaast vordert hij in reconventie – samengevat – primair verkoop van de woning en subsidiair toedeling van de woning aan [geopposeerde/eiser] na taxatie van de woning door een makelaar. Voorts vordert hij dat [geopposeerde/eiser] veroordeeld wordt haar medewerking te verlenen aan taxatie, verkoop en levering van de woning, met in de plaats stelling van het vonnis aam de benodigde medewerking van [geopposeerde/eiser] indien zij weigert aan de veroordelingen te voldoen. Tot slot vordert hij dat bepaald wordt dat partijen de positieve opbrengst van verkoop bij helfte dienen te verdelen. Een en ander met veroordeling van [geopposeerde/eiser] in de kosten van het geding.
3.2.
[geopposeerde/eiser] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden de vorderingen gezamenlijk behandeld en beoordeeld.
Niet-ontvankelijkheid
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van [geopposeerde/eiser] is dat [opposant/verweerster] niet in zijn verzet kan worden ontvangen omdat hij de verzetdagvaarding van 16 november 2017 niet in het rechtsmiddelenregister heeft doen inschrijven. Het uitbrengen van een tweede verzetdagvaarding op 6 december 2017 treft geen doel als reparatie van dat verzuim. [geopposeerde/eiser] heeft gesteld dat een verzet dient om de procedure te heropenen, hetgeen al gebeurd was met de eerste verzetdagvaarding en dat deze gang van zaken vergelijkbaar is met het tot tweemaal toe indienen van een conclusie van antwoord waarvan geoordeeld wordt dat dit in strijd is met de goede procesorde.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Het verzet, bekend bij de rechtbank onder zaaknummer
266908, is tijdig ingesteld. Echter, op grond van het bepaalde in artikel 3:301 lid 2 BW had dit verzet, nu het betrekking heeft op een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat deze in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen acht dagen na het instellen van het verzet moeten worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Dit is niet gebeurd.
De rechtbank is - anders dan [opposant/verweerster] - van oordeel dat de veroordeling in het verstekvonnis zich niet leent om te worden gesplitst en dat de in de plaats stelling van het vonnis derhalve betrekking heeft op de gehele veroordeling. Nu [opposant/verweerster] niet voldaan heeft aan het formele vereiste om het verzet tijdig te doen inschrijven in het rechtsmiddelenregister, kan hij in dit verzet niet worden ontvangen.
4.4.
Dit ligt anders voor het verzet dat bij dagvaarding van 6 december 2017 is ingesteld. Dit verzet is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer
267988.
Dit tweede verzet is tijdig ingesteld binnen de termijn van vier weken die is gaan lopen vanaf de datum van betekening van het verstekvonnis, 14 november 2017. Er is geen wettelijke bepaling die verbiedt om tweemaal verzet in te stellen indien duidelijk wordt dat het eerste ingestelde verzet tot niet-ontvankelijkheid zal leiden. Bovendien zou, in de lijn met de stelling van [geopposeerde/eiser] kunnen worden verdedigd dat omdat [opposant/verweerster] in het eerste verzet niet kan worden ontvangen de procedure feitelijk niet is heropend. Nu het tweede verzet tijdig is ingesteld en is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister kan [opposant/verweerster] in dit tweede verzet worden ontvangen.
Incident
4.5.
Door [geopposeerde/eiser] is – onder voorwaarde dat [opposant/verweerster] in zijn verzet kan worden ontvangen - een incident ingesteld strekkende tot veroordeling van [opposant/verweerster] tot het doen stellen van zekerheid voor de proceskosten nu hij zonder bekende woon- of verblijfplaats is.
4.6.
[opposant/verweerster] heeft verweer gevoerd. Hij heeft verklaard dat hij regelmatig verblijft bij zijn moeder en bij zijn vriendin en dat in ieder geval het adres van moeder bij [geopposeerde/eiser] bekend is.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 224 lid 1 Rv is bepaald dat een procespartij die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, verplicht is op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten. Op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 2 onder c Rv bestaat die verplichting niet indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. Gelet op hetgeen ter zitting door [opposant/verweerster] is verklaard is voldoende komen vast te staan dat hij zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland hetzij bij zijn moeder, hetzij bij zijn vriendin. Weliswaar staat [opposant/verweerster] op geen van deze adressen ingeschreven, maar nu partijen broer en zus zijn en ook nog gezamenlijk betrokken zijn in de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader, acht de rechtbank het redelijkerwijs aannemelijk dat verhaal voor een veroordeling ter zake van de proceskosten in Nederland mogelijk zal zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen na te melden beslissing in de hoofdzaak. Om die reden wordt de incidentele vordering afgewezen.
Inhoudelijk
4.8.
Ter zitting van 4 juli 2018 hebben partijen verklaard dat er zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan ten opzichte van het verstekvonnis van 25 oktober 2017. De woning wordt niet langer verhuurd aan moeder en staat inmiddels leeg.
De woning is getaxeerd door een makelaar op een waarde van € 170.000,-. Beide partijen kunnen zich vinden in deze waarde.
[opposant/verweerster] heeft met twee eerdere beslagleggers op zijn aandeel in de woning een regeling kunnen treffen en deze beslagen zijn inmiddels vervallen. Thans rusten op de woning nog een beslag van HG Transport en een beslag van de officier van justitie. Voor het beslag van HG Transport zijn gelden beschikbaar op de derdenrekening van de advocaat van [opposant/verweerster] om een regeling te treffen met de schuldeiser of om aan een veroordeling te kunnen voldoen. Het beslag door de officier van justitie ten laste van [opposant/verweerster] is lastiger te regelen. De advocaat van [geopposeerde/eiser] heeft navraag gedaan bij het parket van de officier van justitie en uit die informatie werd duidelijk dat het beslag is gelegd met het oog op een toekomstige ontnemingsvordering en dat de officier van justitie dit beslag wenst te handhaven in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. De hoogte van de vordering waarvoor beslag is gelegd is nog onbekend.
4.9.
[opposant/verweerster] wenst verkoop van de woning aan een derde. Het beslag van de officier van justitie staat echter in de weg aan een levering van de woning vrij van beslagen.
[geopposeerde/eiser] heeft aangevoerd dat zij ook niet bereid is tot verkoop van de woning te komen. Zij heeft benadrukt dat zij al veel kosten heeft moeten maken omdat [opposant/verweerster] op een eerdere overeenstemming is teruggekomen en dat er sprake is van achterstallig onderhoud in de woning zodat er nog meer kosten gemaakt zouden moeten worden om de woning verkoop klaar te maken. Zij heeft aangevoerd dat zij niet bereid is te investeren in het benodigde onderhoud en ook niet in onderhandelingen met de officier van justitie over een regeling voor het beslag.
Zij heeft gesteld dat zij om die reden thans een wijze van verdeling wenst waarbij de woning aan [opposant/verweerster] wordt toegedeeld onder de verplichting aan haar de helft van de getaxeerde waarde te voldoen. Aan een levering aan [opposant/verweerster] staan de beslagen die thans nog op zijn aandeel in de woning rusten immers niet in de weg. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij een schadevergoeding wenst in verband met de extra kosten die zij heeft moeten maken om tot verdeling te komen nadat [opposant/verweerster] op zijn eerdere instemming was teruggekomen, welke schadevergoeding zij begroot op € 10.000,--.
4.10.
[opposant/verweerster] heeft betwist dat er eerder overeenstemming was bereikt tussen partijen. Hij heeft verklaard dat hij bereid is om afspraken te maken met [geopposeerde/eiser] maar dan wel afspraken waarin de woning wordt verdeeld of verkocht tegen de getaxeerde waarde.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. De door [geopposeerde/eiser] gestelde eerder bereikte overeenstemming is gegoten in de vorm van een (concept) koopovereenkomst. Deze koopovereenkomst is door [opposant/verweerster] nooit ondertekend. Op grond van artikel 7:2 lid 1 BW dient de koop van een voor bewoning bestemde onroerende zaak waarbij de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf schriftelijk te gebeuren. Nu [opposant/verweerster] de concept koopovereenkomst niet heeft getekend is geen koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning. Gelet op het genoemde schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 BW zou dit niet anders zijn indien [opposant/verweerster] eerder via Whatsapp zou hebben aangegeven akkoord te zijn met de inhoud van de overeenkomst. Bovendien zou [opposant/verweerster] nog de wettelijk bepaalde bedenktijd van drie dagen gehad hebben als hij wel de (concept) koopovereenkomst had getekend. Ook dan had hij op een eventuele eerdere instemming mogen terugkomen.
4.12.
Nu de gestelde overeenstemming tussen partijen niet is komen vast te staan, kan [opposant/verweerster] ook niet aansprakelijk gehouden worden voor de door [geopposeerde/eiser] gemaakte kosten om tot verdeling te komen. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.
4.13.
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden op welke wijze de woning verdeeld moet worden. [geopposeerde/eiser] vorderde aanvankelijk toedeling aan haar en die vordering is in het verstekvonnis ook toegewezen. Ter zitting heeft zij verklaard dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat zij inmiddels ook kan instemmen met toedeling aan [opposant/verweerster] .
[opposant/verweerster] vordert in de eerste plaats medewerking van [geopposeerde/eiser] aan verkoop van de woning aan een derde en in de tweede plaats dat de woning wordt toegedeeld aan [geopposeerde/eiser] .
[opposant/verweerster] heeft ter zitting verklaard dat hij eventueel ook kan instemmen met toedeling van de woning aan hem en dat het de rechtbank vrij staat de vorderingen zo op te vatten dat haar gevraagd wordt de wijze van verdeling vast te stellen.
4.14.
In verband met de op de woning rustende beslagen die zijn gelegd ten laste van [opposant/verweerster] en de omstandigheid dat ook niet aannemelijk is geworden dat voor het beslag gelegd door de officier van justitie (binnen afzienbare tijd) een regeling getroffen zal kunnen worden, is de rechtbank van oordeel dat noch verkoop van de woning aan een derde, noch toedeling van de woning aan [geopposeerde/eiser] vrij van beslag, op dit moment tot de mogelijkheden behoort. Om die reden wordt geoordeeld dat een wijze van verdeling waarbij de woning aan [opposant/verweerster] wordt toegedeeld tegen de verplichting aan [geopposeerde/eiser] de helft van de getaxeerde waarde, derhalve een bedrag van € 85.000,-, te voldoen het meest recht doet aan de belangen van beide partijen. Voor [geopposeerde/eiser] , maar ook voor [opposant/verweerster] is dit de enige mogelijkheid om op korte termijn uit de onverdeeldheid te raken. [opposant/verweerster] heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zijn medewerking te verlenen aan het toedelen van de woning aan hem en heeft aangevoerd dat hij het bedrag dat nodig is om het aandeel van [geopposeerde/eiser] in de woning over te nemen, denkt te kunnen financieren uit hetgeen hem nog toekomt uit de nalatenschap van zijn vader en dat hij het eventueel resterende bedrag zal kunnen financieren. Hij heeft benadrukt dat hem wel een termijn gegund moet worden om hieraan te voldoen, nu hij afhankelijk is van het moment waarop de gelden uit de nalatenschap van zijn vader vrijgegeven zullen worden.
Proceskosten
4.15.
Door [geopposeerde/eiser] is gevorderd dat [opposant/verweerster] wordt veroordeeld in de proceskosten. Zij heeft aangevoerd dat hij haar op kosten gejaagd heeft door niet de overeenkomst tussen partijen, waarover overeenstemming bestond, te ondertekenen.
[opposant/verweerster] heeft gevorderd dat de proceskosten worden gecompenseerd in verband met de familierelatie tussen partijen.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangezien partijen broer en zus zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om van die hoofdregel af te wijken. Anders dan [geopposeerde/eiser] heeft betoogd bestaat er geen grond om [opposant/verweerster] in de proceskosten te veroordelen. De omstandigheid dat [opposant/verweerster] in de eerste procedure verstek heeft laten gaan is naar het oordeel van de rechtbank niet uitsluitend hem te verwijten. [geopposeerde/eiser] heeft ervoor gekozen om de dagvaarding openbaar te doen betekenen omdat [opposant/verweerster] niet ingeschreven staat in het BRP en de deurwaarder de dagvaarding niet kon betekenen op een (vermoedelijk) verblijfadres van [opposant/verweerster] . Als gevolg hiervan werd [opposant/verweerster] pas na het wijzen van het verstekvonnis bekend met de procedure. Uit hetgeen door [geopposeerde/eiser] is aangevoerd omtrent de gestelde overeenstemming, namelijk dat [opposant/verweerster] zou hebben ingestemd via Whatsapp, blijkt dat partijen op die wijze elkaar in ieder geval konden bereiken. [geopposeerde/eiser] had [opposant/verweerster] derhalve ook langs die weg kunnen informeren omtrent de voorgenomen procedure of over de omstandigheid dat de dagvaarding openbaar was uitgebracht. Niet is gesteld of gebleken dat [geopposeerde/eiser] getracht heeft dat te doen. Om die reden is het ook haar te verwijten dat de eerdere procedure in een verstekvonnis is geëindigd.
De kosten van het eerste verzet in de zaak met zaaknummer 266808 dienen voor rekening van [opposant/verweerster] te blijven, nu in die procedure niet aan alle formele vereisten is voldaan. Gelet evenwel op de gevoegde behandeling van de beide verzetzaken en op de omstandigheid dat [geopposeerde/eiser] in die procedure niet heeft geconcludeerd, ziet de rechtbank aanleiding die kosten aan de zijde van [geopposeerde/eiser] te begroten op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak met zaak- en rolnummer C/15/266908 / HA ZA 17-822
5.1.
verklaart [opposant/verweerster] niet ontvankelijk in zijn verzet;
5.2.
veroordeelt [opposant/verweerster] in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van [geopposeerde/eiser] begroot op nihil;
in de zaak met zaak- en rolnummer C/15/267988/HA ZA 17-879
in het incident:
5.3.
wijst het gevorderde af;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
in conventie
5.5.
vernietigt het verstekvonnis op 25 oktober 2017 gewezen in de zaak met zaak- en rolnummer C/15/264008/HA ZA 17-661;
en opnieuw rechtdoende:
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.8.
stelt de wijze van verdeling van de woning aan de [adres] aldus vast dat [geopposeerde/eiser] haar aandeel in de woning dient over te dragen aan [opposant/verweerster] tegen een waarde van € 85.000,-- (vijfentachtigduizend euro) welk bedrag ten tijde van de notariële levering van dat aandeel aan haar moet worden voldaan, waarbij de kosten van de notariële toedeling (levering) voor rekening van beide partijen komen, ieder voor de helft;
5.9.
bepaalt dat deze verdeling zal plaatsvinden binnen twee maanden na de datum van dit vonnis of zoveel eerder of later als partijen in onderling overleg overeenkomen;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1155