In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen twee partijen, broer en zus, die samen eigenaar zijn van een woning. De opposant had eerder verzet aangetekend tegen een verstekvonnis, maar dit verzet was niet tijdig ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, waardoor de rechtbank oordeelde dat de opposant in dat verzet niet-ontvankelijk was. Echter, de opposant stelde een tweede verzet in, dat wel tijdig was ingeschreven, en de rechtbank oordeelde dat hij in dit tweede verzet kon worden ontvangen.
De rechtbank behandelde de vorderingen van de partijen gezamenlijk, waarbij de opposant primair verkoop van de woning vorderde en subsidiair toedeling aan de geopposeerde na taxatie. De geopposeerde voerde verweer en stelde dat zij niet bereid was tot verkoop. De rechtbank oordeelde dat de woning aan de opposant moest worden toegedeeld tegen betaling van de helft van de getaxeerde waarde, omdat verkoop aan een derde niet mogelijk was door bestaande beslagen op de woning. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen de partijen, gezien hun familierelatie, en wees de overige vorderingen af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige inschrijving van verzet in het rechtsmiddelenregister en de gevolgen van niet-naleving van deze procedurele vereisten. De rechtbank heeft ook de belangen van beide partijen in overweging genomen bij het vaststellen van de wijze van verdeling van de woning.