ECLI:NL:RBNHO:2018:646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
258953 / KG ZA 18-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid door middel van verkapt eigenbeslag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Stam&Co Infratechniek B.V. (eiseres) en Mulder Glasvezel Techniek V.O.F. (gedaagden). De procedure volgde op een geschil over de rechtmatigheid van door Mulder gelegd beslag op gelden die door BMA aan Stam waren overgemaakt, naar aanleiding van een eerder vonnis van 3 januari 2018. Stam vorderde de opheffing van dit beslag, stellende dat Mulder misbruik maakte van haar bevoegdheid door een verkapt eigenbeslag te leggen, wat de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis frustreerde. De rechtbank oordeelde dat Mulder inderdaad in strijd handelde met de afspraken die in de depotovereenkomst waren gemaakt en dat het beslag dat Mulder had gelegd, misbruik van bevoegdheid opleverde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van Stam om over haar geld te beschikken zwaarder woog dan het belang van Mulder om verhaal te hebben op haar vordering. De rechtbank heeft het beslag opgeheven en Mulder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/268953 / KG ZA 18-24
Vonnis in kort geding van 26 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAM&CO INFRATECHNIEK B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres,
advocaat mr. J.P. Groen te Hoorn,
tegen
1. de vennootschap onder firma
MULDER GLASVEZEL TECHNIEK V.O.F.,
gevestigd te Berkhout, gemeente Koggenland,
2.
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 2]wonende te [woonplaats] ,
Gedaagden,
advocaat mr. J. van der Graaf te Alphen aan de Rijn.
Partijen zullen hierna Stam en Mulder worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 januari 2018;
  • de akte van Stam houdende overlegging producties 1-10;
  • de conclusie van antwoord met producties 1-12;
  • de brief van 19 januari 2018 van Stam met producties 11-14;
  • de brief van 19 januari 2018 van Stam met productie 15;
  • de mondelinge behandeling van 22 januari 2018, alwaar zijn verschenen: de heer [gedaagde 2] bijgestaan door mr. Van de Graaf, de heer [naam] namens Stam bijgestaan door mr. Groen. Als toehoorders waren aanwezig de echtgenote van de heer [gedaagde 2] en een stagiaire van mr. Groen;
  • de pleitnota van Stam;
  • de pleitnota van Mulder
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De uitgangspunten
2.1.
Mulder legt zich toe op werkzaamheden in de glasvezelbranche en treedt regelmatig op als huisaannemer van grote datacentra, waaronder TelecityGroup Netherlands B.B. (hierna: Telecity). Mulder legt de glasvezelkabels aan. Het aanleggen van de glasvezelbuizen besteedt Mulder uit aan derden.
2.2.
Stam en Mulder hebben op 3 maart 2014 een overeenkomst gesloten voor aanleggen van glasvezelmantelbuizen door Stam voor Telecity voor een aanneemsom van
€ 389.000, - exclusief BTW en stelposten. Mulder heeft vervolgens aan Telecity een offerte uitgebracht voor de uitvoering van dit project van € 414.000.- exclusief BTW. Deze offerte is op 15 september 2014 door Telecity geaccepteerd.
2.3.
Stam heeft voor haar (meer)werkzaamheden gefactureerd aan Mulder. Een aantal facturen is onbetaald gebleven. Op 21 juli 2016 heeft Stam conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van Mulder voor een bedrag van € 398.000,-
2.4.
Bij dagvaarding van 3 augustus 2016 heeft Stam bij deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt tegen Mulder.
2.5.
Op 10/11 augustus 2016 hebben Stam, Mulder en de stichting Beheer Derdengelden Bernsten Mulder Advocaten (BMA) een depotovereenkomst gesloten. Daarbij heeft Stam het beslag opgeheven onder de voorwaarde het beslagen bedrag in depot wordt gestort op de derdengeldrekening van Bernsten Mulder Advocaten. In artikel 2.5 van deze overeenkomst staat – voor zover hier van belang:
“De vordering op BMA tot uitkering van het Depotbedrag komt toe aan Stam, voor zover het saldo van het Depotbedrag zulks toelaat, indien en voor zover: (…)b) Een rechterlijke beslissing, uitvoerbaar bij voorraad, tussen partijen is gewezen in de Bodemprocedure en aan BMA een grosse van die rechterlijke beslissing is overgelegd: het in die beslissing aan Stam toegewezen bedrag.”
2.6.
Bij vonnis van 3 januari 2018 heeft de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad Mulder veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 155.157,90 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 118.461,06 vanaf 7 april 2016 en over € 36.696,84 van 23 april 2016 tot de dag van volledige betaling.
2.7.
Op 4 januari 2016 heeft Stam BMA verzocht om gedeeltelijke uitbetaling van het depot.
2.8.
Op 10 januari 2016 heeft Mulder bij deze rechtbank ten laste van Stam verlof gevraagd voor conservatoir derdenbeslag onder de stichting Beheer Derdengelden Schenkeveld Advocaten (Stichting SA) en eigen beslag uit hoofde van haar vordering tot terugbetaling van het bedrag uit het vonnis van 3 januari 2018.
2.9.
Op 11 januari 2018 heeft BMA een bedrag van € 177.413,64 overgemaakt naar de rekening van de Stichting SA. Op dezelfde dag heeft Mulder verlof gekregen tot het leggen van conservatoir derdenbeslag en is een zitting bepaald voor het horen op het verzochte eigenbeslag.
2.10.
Op 11 en op 12 januari 2018 heeft Mulder beslag laten leggen op de rekening van de Stichting SA

3.Het geschil

3.1.
Stam vordert samengevat - de opheffing van de op 11 en 12 januari 2018 onder de Stichting SA gelegde beslagen. Daarnaast vordert Stam ook een verbod tot het opnieuw leggen van beslag op grond van het zelfde feitencomplex, op straffe van een dwangsom van € 177.000,-
3.2.
Aan haar vorderingen legt Stam ten grondslag dat Mulder misbruik maakt van haar bevoegdheid door middel van een verkapt eigenbeslag de ten uitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te frustreren. Aldus handelt Mulder onrechtmatig jegens haar.
3.3.
Mulder voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als eerste verweer voert Mulder aan dat de vorderingen van Stam moeten worden afgewezen wegens strijd met artikel 21 Rv. De voorzieningenrechter kan Mulder daarin niet volgen. De vraag of het bedrag door BMA nu op 11 of 12 januari 2018 door de Stichting is ontvangen is immers niet een zodanig relevant feit als bedoeld in artikel 21 Rv.
4.2.
Als tweede verweer voert Mulder aan dat het kort geding te prematuur is ingesteld omdat wegens het ontbreken van een derdenverklaring het niet duidelijk is of het beslag doel heeft getroffen. De voorzieningenrechter begrijpt het verweer aldus: het belang bij opheffing van het beslag staat nog niet vast.
4.3.
De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. De advocaat van Stam heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat een van de op 11 of 12 januari 2018 gelegde beslagen onder de Stichting SA doel heeft getroffen. De voorzieningenrechter heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van zijn mededeling dat hij van een bestuurders van de Stichting SA te horen heeft gekregen dat het beslag onder de Stichting SA het door BMA overgemaakte bedrag ter uitvoering van het vonnis van 3 januari 2018 doel heeft getroffen.
4.4.
De voorzieningenrechter verwerpt ook het verweer dat Stam bij gebreke van onderbouwing op dit punt, geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Artikel 705 Rv bepaalt immers dat elke belanghebbende opheffing kan vragen van beslag waarvoor verlof is verleend. De eis van spoedeisend wordt daarin niet gesteld, noch daargelaten dat gegeven de aard van de onderhavige vordering de spoedeisendheid is gegeven.
4.5.
Inhoudelijk heeft Mulder het volgende verweer gevoerd. Er heeft geen frustratie van de tenuitvoerlegging van het vonnis plaatsgevonden. Het bedrag waartoe Mulder is veroordeeld is immers overgemaakt naar de Stichting SA. Mulder wil zeker stellen het bedrag waarop Mulder gerechtvaardigd aanspraak kan maken. De rechtbank is in haar vonnis van 3 januari 2018 ten onrechte voorbij gegaan aan de weren van Mulder tegen de vordering van Stam. Volgens Mulder heeft Stam geen rechtstreekse aanspraak op haar omdat de overeenkomst tussen Mulder en Stam is geëindigd; Stam moet bij Telecity zijn. Verder heeft Stam het gestelde meerwerk niet met Mulder besproken, mag de richtprijs van € 389.000,- maar met 10% worden overschreden en zijn de rekening gebrachte bedragen niet redelijk. In hoger beroep zullen deze verweren nogmaals beoordeeld moeten worden. De vordering waarvoor beslag is gelegd is daarmee niet ondeugdelijk, aldus Mulder.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat door Mulder beslag is gelegd op een door haar (via BMA) verrichte betaling uit hoofde van het vonnis van 3 januari 2018. Van dit vonnis wil Mulder in hoger beroep en zoals ter zitting is gezegd, wil zij in afwachting daarvan het bedrag dat zij aan Stam heeft voldaan, veilig stellen. Strikt genomen heeft Mulder uitvoering gegeven aan het vonnis door naar aanleiding van het betalingsverzoek van Stam BMA te instrueren het bedrag van € 177.413,64 over te maken naar de Stichting SA. Door beslag te leggen, vrijwel onmiddellijk nadat de betaling is gedaan, is aannemelijk geworden dat Stam thans niet over het haar toekomende bedrag kan beschikken en dat dat ook de bedoeling was. Het gevolg hiervan is dat Mulder feitelijk de ten uitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis heeft geblokkeerd.
4.7.
Kijkend naar artikel 2.5 van de Depotovereenkomst is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Mulder door haar handelwijze in strijd heeft gehandeld met de bedoeling van dat artikel. Partijen hebben immers afgesproken dat uit het depot zou worden uitbetaald zodra een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in de bodemprocedure zou worden gewezen. Partijen hebben niet afgesproken dat het om een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure gaat. Mulders argument dat zij het bedrag waartoe zij is veroordeeld, zeker wil stellen totdat in hoger beroep is beslist gaat dan ook niet op en vindt geen steun in de tussen partijen gemaakte afspraken.
4.8.
Al met al is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Mulder in strijd handelt met de strekking van de Depotovereenkomst en de ten uitvoerlegging van het vonnis van 3 januari 2018 frustreert door beslag te leggen op de door haar verrichte betaling aan Stam. Gelet op de aard van de vordering waarvoor beslag is gelegd ziet de voorzieningenrechter het derdenbeslag als een verkapt eigenbeslag dat misbruik van bevoegdheid kan opleveren.
4.9.
Voor de beoordeling van de vraag of Mulder misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om beslag te mogen leggen en of de gelegde beslagen om die reden opgeheven dienen te worden zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij het toetsingskader dat in het vonnis van de (toen nog geheten) rechtbank Utrecht van 28 oktober 2011 (ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3691) is vooropgesteld. Dat betekent dat ook in deze zaak aanleiding bestaat om aansluiting te zoeken bij de criteria die worden gehanteerd bij het beoordelen van de vraag of de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard veroordelend vonnis dient te worden geschorst. De vraag is dan of het vonnis van 3 januari 2018 op een klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel of de ten uitvoerlegging op grond van na dat vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand aan de zijde van Mulder zal doen ontstaan. Indien deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord heeft Mulder in beginsel misbruik van haar bevoegdheid gemaakt door beslag te leggen en de ten uitvoerlegging te frustreren. Anders gezegd: dan is daarmee ook summierlijk van ondeugdelijkheid van de vordering van Mulder uit hoofde van het vonnis van 3 januari 2018 gebleken. Er is dan reden voor opheffing van de gelegde beslagen.
4.10.
Mulder heeft niet gesteld, terwijl dat evenmin is gebleken dat er in het vonnis van 3 januari 2018 sprake is van kennelijke feitelijke of juridische misslag. Weliswaar voert Mulder aan dat de rechtbank ten onrechte aan haar weren (zie hierboven onder 4.4) voorbij is gegaan maar de voorzieningenrechter kan dat niet uit het overgelegde vonnis en proces-verbaal van de bodemzaak afleiden en Mulder heeft dat ook in deze procedure niet nader onderbouwd. Zonder de onderliggende processtukken kan de voorzieningenrechter niet beoordelen welke weren Mulder heeft gevoerd en dus ook niet welke weren de rechtbank vergeten zou zijn te behandelen. Een noodtoestand aan de zijde van Mulder is evenmin aangevoerd.
4.11.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Mulder in beginsel misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt door beslag onder de Stichting SA te leggen. De weging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van Stam om thans over haar geld te beschikken weegt zwaarder dan het belang van Mulder om verhaal te hebben op de gestelde vordering. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook de Depotovereenkomst, waarin partijen uitdrukkelijk hebben afgesproken dat er zou worden uitbetaald bij een uitvoerbaar verklaard vonnis in de bodemzaak. Het belang van Mulder om haar verhaal veilig te stellen in afwachting van het hoger beroep vindt ook geen steun in de gemaakte afspraken. Een eventueel restitutie risico is tegenover het door Stam aangevoerde over haar relatie met de kapitaalkrachtige “moeder” Alliander onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.12.
De slotsom is dan ook dat de op 11 en 12 januari 2018 door Mulder gelegde beslagen onder de Stichting SA dienen te worden opgeheven. Er is sprake van misbruik van bevoegdheid door Mulder en daarmee corresponderend heeft Stam de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van Mulder aannemelijk gemaakt.
4.13.
Het gevorderde verbod om opnieuw beslag te leggen op grond van het gestelde feitencomplex zoals weergegeven in het verlofrekest van Mulder is in zoverre toewijsbaar, dat Mulder zal worden geboden om bij een volgend verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een afschrift van dit vonnis te voegen. De gevorderde dwangsom zal als na te melden worden beperkt.
4.14.
Mulder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stam worden begroot op:
- dagvaarding € 88,58
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.530,58

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
heft op de op 11 en 12 januari 2018 ten laste van Stam onder de Stichting Beheer Derdengelden Schenkeveld Advocaten gelegde beslagen,
5.2.
gebiedt Mulder bij een volgend verzoek tot beslaglegging voor diens vordering uit hoofde van haar veroordeling op grond van het vonnis van 3 januari 2018, zoals gesteld in het verlofrekest waarvoor op 11 januari 2018 verlof is verleend, een kopie van dit vonnis te hechten,
5.3.
veroordeelt Mulder in de proceskosten, aan de zijde van Stam tot op heden begroot op € 1.530,58,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J. Blokland, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A. Lengyel op 26 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: JB