ECLI:NL:RBNHO:2018:6470

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
C/15/275440 / KG ZA 18-448
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot ontruiming en verkoop van onroerende zaak in het kader van executie

In deze zaak heeft ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die in gebreke was met zijn hypotheekbetalingen. De gedaagde had een achterstand van € 8.130,84 en ABN AMRO was voornemens om de woning executoriaal te verkopen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de woning aan te bieden aan de woningstichting Rochdale, die de positie van de oorspronkelijke verkoper had overgenomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat ABN AMRO een aanmerkelijk financieel belang heeft bij de verkoop van de woning en dat de vordering tot ontruiming en verkoop niet onrechtmatig of ongegrond is. De gedaagde is veroordeeld om de woning te ontruimen en ABN AMRO is gemachtigd om de woning namens de gedaagde aan te bieden en te verkopen aan de woningstichting. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.363,67. Het vonnis is uitgesproken op 1 augustus 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/275440 / KG ZA 18-448
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABN AMRO HYPOTHEKEN GROEP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling d.d. 25 juli 2018
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van 7 juli 2006, welke akte is ingeschreven in de openbare registers, is door de stichting Woningstichting Rochdale te Amsterdam aan [gedaagde] overgedragen het (onder)appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente [nummer]
, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning op de derde verdieping van het na te noemen gebouw met afzonderlijke berging op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] (hierna: de woning).
2.2.
In voornoemde akte van levering is de volgende aanbiedingsplicht opgenomen:
(…)
Aanbiedingsplicht aan verkoper in geval van overdracht
Partijen zijn bij het aangaan van de onderliggende koopovereenkomst onder meer het volgende overeengekomen:
1. a. koper is verplicht om het bij deze akte overgedragene, terstond bij aangetekend schrijven te koop aan te bieden aan verkoper, zodra:
(…)
b. een hypotheekhouder, blijkens diens schriftelijke mededeling, voornemens is om het registergoed openbaar te verkopen;
(…)
II. Verkoper is na ontvangst van voormeld aangetekend schrijven van de koper gerechtigd aan laatstgenoemde te kennen te geven:
tot aankoop van verkrijgen van het registergoed over te willen gaan onder de sub 3 nader omschreven voorwaarden en bedingen;
(…)
III. Indien verkoper de keuze als bedoeld in artikel II onder a heeft gemaakt zal de prijs worden bepaald naar vijfenzeventig procent (75%) van de waarde van het registergoed in het economisch verkeer, vrij van huur of andere gebruiksrechten en zonder rekening te houden met het/de onderhavige kettingbeding/kwalitatieve verplichting. De hiervoor bedoelde waarde zal worden vastgesteld door twee deskundigen, één aan te wijzen door koper en één aan te wijzen door verkoper.
(…)
V. De uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen moeten aan iedere rechtsopvolger in eigendom worden opgelegd en in volgende akten van eigendomsoverdracht worden opgenomen.
2.3.
ABN AMRO is de (huidige) hypotheekhouder van de op de woning rustende hypotheek.
2.4.
De Stichting WOONopMAAT gevestigd te Heemskerk heeft de positie van Rochdale overgenomen en heeft ABN AMRO laten weten van haar terugkooprecht gebruik te willen maken.
2.5.
[gedaagde] heeft een achterstand doen ontstaan in de betaling van zijn hypotheekverplichtingen. De achterstand bedraagt per 14 juni 2018 € 8.130,84 exclusief rente en boeterente en ABN AMRO heeft hem schriftelijk meegedeeld dat zij voornemens is gebruik te maken van haar recht de woning executoriaal te verkopen. De openstaande schuld van [gedaagde] aan ABN AMRO bedroeg € 100.130,84.
2.6.
Omdat ABN AMRO er na 14 juni 2018 mee bekend raakte dat [gedaagde] niet langer de woning te [woonplaats] bewoonde heeft zij op 22 juni 2018 een zelfde sommatiebrief verzonden aan het huidige woonadres van [gedaagde] te Velsen-Noord.
2.7.
ABN AMRO heeft [gedaagde] meermalen schriftelijk gesommeerd om aan zijn verplichting tot het aanbieden van de woning aan de voormalig verhuurder over te gaan. Tot op heden heeft [gedaagde] niet aan die verplichting voldaan.
De beoordeling
2.8.
ABN AMRO heeft - samengevat – gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld de woning te ontruimen en dat zij wordt gemachtigd om de woning namens [gedaagde] aan te bieden aan woningstichting Rochdale (de voorzieningenrechter begrijpt: stichting WOONopMAAT) en de woning namens [gedaagde] te verkopen aan deze stichting tegen de koopsom welke wordt bepaald volgens de systematiek welke is vastgelegd in de akte van 7 juli 2006 met het recht van substitutie alsmede om kwijting te verlenen voor de ontvangst van de koopsom en alles meer te doen wat te dezen nodig mocht zijn. Voorts heeft zij gevorderd dat wordt bepaald dat nadat een koopovereenkomst tot stand gekomen is dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] met betrekking tot het tot stand brengen van de levering van de woning door [gedaagde] aan voornoemde stichting; een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
2.9.
ABN AMRO heeft daarbij aangevoerd dat de vestigingsakte een derdenbeding bevat ten gunste van haar en dat de in de vestigingsakte opgenomen aanbiedingsplicht niet alleen bedoeld is ter bescherming van de eigenaar, maar ook ter bescherming van de belangen van de hypotheekhouder, namelijk ter verzekering dat er te allen tijde een onderhandse in plaats van een openbare verkoop zal kunnen plaatsvinden waardoor een hogere opbrengst kan worden verkregen. Voorts heeft zij er op gewezen dat een derdenbeding ook ertoe kan dienen dat de derde ‘op andere wijze’ jegens één van de partijen bij de overeenkomst een beroep op de overeenkomst kan doen. Een dergelijk beding hoeft niet uitdrukkelijk in de overeenkomst te zijn opgenomen maar kan ook (mondeling en/of ) stilzwijgend tot stand komen. Zelfs is niet vereist dat partijen of één van hen uitdrukkelijk heeft beoogd een derdenbeding tot stand te brengen. De aanvaarding van dat beding ligt besloten in de vordering. Een en ander aldus ABN AMRO.
2.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft ABN AMRO als in de vestigingsakte genoemde zekerheidseigenaar een aanmerkelijk financieel belang dat zodanig nauw met de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Rochdale is verbonden, dat het beroep op het bestaan van een derdenbeding gegrond is.
Nu bovendien voldoende vaststaat dat ABN AMRO voornemens is gebruik te maken van het recht van artikel 3:268 BW omdat [gedaagde] in gebreke is met de nakoming van zijn verplichtingen en ondanks sommatie verzuimd heeft om de woning te koop aan te bieden aan de stichting, overweegt de voorzieningenrechter dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
2.11.
Ten aanzien van de gevorderde ontruiming heeft ABN AMRO bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, ondanks de omstandigheid dat voldoende aannemelijk geworden is dat [gedaagde] inmiddels niet langer staat ingeschreven op het adres van de woning maar op een adres in Velsen-Noord, verklaard dat zij nog onverminderd belang heeft bij handhaving van de door haar gevorderde ontruiming van de woning omdat zij er niet mee bekend is of er nog spullen van [gedaagde] in de woning aanwezig zijn.
2.12.
Hoewel [gedaagde] formeel gezien nog eigenaar van de woning is tot het moment van levering aan de woningstichting, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gestelde ontbrekende medewerking van [gedaagde] voldoende aanleiding om vooruitlopend op de eigendomsoverdracht de woning vast te laten ontruimen.
Ook deze stelling komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat de gevorderde ontruiming kan worden toegewezen.
2.13.
Met betrekking tot de gevorderde in de plaats stelling van het vonnis voor de benodigde medewerking van [gedaagde] aan levering van de woning aan de stichting, wordt overwogen dat het, gelet op grond van de stelling dat [gedaagde] tot op heden op geen enkele brief van ABN AMRO heeft gereageerd, de woning reeds heeft verlaten zonder daarvan bericht te doen aan ABN AMRO en de omstandigheid dat hij niet is verschenen ter zitting, voldoende aannemelijk geworden is dat [gedaagde] ook op dit punt waarschijnlijk niet zijn medewerking zal verlenen, zodat ABN AMRO voldoende belang heeft bij de gevorderde in de plaats stelling. Deze zal worden toegewezen op de wijze als hierna te vermelden.
2.14.
Nu [gedaagde] de stellingen van ABN AMRO onweersproken heeft gelaten kan de vordering als niet onrechtmatig of ongegrond worden toegewezen.
2.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- dagvaarding € 104,67
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 1.363,67

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning met toebehoren aan het [adres], met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden en, onder afgifte van de sleutels, ter vrije beschikking van ABN AMRO te stellen;
3.2.
machtigt ABN AMRO om het in rechtsoverweging 2.1 genoemde registergoed namens [gedaagde] te koop aan te bieden aan de Woningstichting Rochdale (Stichting WOONopMAAT) en vervolgens namens [gedaagde] aan deze stichting te verkopen tegen de koopsom welke wordt bepaald volgens de systematiek welke is vastgelegd in de akte van levering van 7 juli 2006, met het recht van substitutie alsmede kwijting te verlenen voor de ontvangst van de koopsom en alles meer te doen wat te deze nodig mocht zijn;
3.3.
bepaalt dat indien een koopovereenkomst tot stand gekomen is tussen
Woningstichting Rochdale (Stichting WOONopMAAT) en [gedaagde] en [gedaagde] weigert op eerste verzoek van de notaris zijn medewerking te verlenen aan de levering van dit registergoed aan Woningstichting Rochdale (Stichting WOONopMAAT), dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] met betrekking tot het tot stand brengen van de levering van voormeld registergoed door [gedaagde] aan de Woningstichting Rochdale (Stichting WOONopMAAT);
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.363,67,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 1 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1155