Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2018 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Wij willen graag inzage in alle financiële stukken die betrekking hebben op het verwerven en ombouwen van twee extra gebouwen voor het realiseren van het nieuwe schouwburgcomplex, te weten het voormalig restaurant Waterworld en de voormalige dansschool [naam] . Wij willen weten op welke wijze de bestaande begroting vanaf december 2014 is aangepast, gezien de hoge kosten die met deze aanschaf gemoeid waren. Wij willen ook weten waar de huidige tekorten precies zijn ontstaan, vanuit de exploitatiekosten, de bouw- en verhuiskosten, of beide.”
financiële stukken ten aanzien van verwerven en ombouwen van twee extra gebouwen voor het realiseren van het nieuwe schouwburgcomplex) en 2 (
op welke wijze is de bestaande begroting vanaf december 2014 aangepast,
gelet op de hoge kosten van de aanschaf) uit het verzoek worden voldaan.
waar zijn de huidige tekorten precies ontstaan, vanuit de exploitatiekosten, de bouw- en verhuiskosten, of beide) niet helemaal duidelijk is. Verweerder verwijst naar het raadsvoorstel “Wensen en bedenkingen procedure herziening lening De Kampanje”. Indien dit niet is wat eiser verzoekt, stelt verweerder het op prijs als eiser het verzoek nader formuleert.
Het gebruik maken van privaatrechtelijke rechtspersonen door de overheid (deelnemingen) is een al lang bestaande en geaccepteerde prakrijk. De bedrijfsvoering van die rechtspersonen wordt aangestuurd door de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (en hun daarop gebaseerde statuten). De bedrijfsvoering van deze bedrijven komt bij de overheden terug wat betreft de door hen af te leggen financiële verantwoording: de vaststelling van de jaarrekening.
Verweerder is bij het project ‘Schouwburg’ betrokken geweest in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van Zeestad B.V. en heeft indirecte belangen (via Zeestad B.V.) in Zeestad C.V. Vanuit diens hoedanigheid van aandeelhouder diende verweerder zich te richten op het belang van de B.V. Dit gebeurt als volgt. In de Helderse gemeentelijke praktijk is er onder de noemer ‘Verbonden partijen’ sprake van dat de bedrijven waarvan de gemeente voor 100 % aandeelhouder is, bijvoorbeeld Zeestad B.V., de gemeente halfjaarlijks rapporteren (naast verstrekking van de jaarrekening). Deze rapportages geven inzicht in de voortgang van de bedrijfsvoering van de deelneming. Op deze wijze kan het kader waarvoor de deelneming door de gemeente is aangegaan door de gemeenteraad en verweerder worden gevolgd.
De halfjaarlijkse rapportages zijn algemeen van aard. Zij zien op hoofdlijnen van de bedrijfsvoering, niet op detailniveau. Verweerder beschikt dus wel over financiële stukken, maar niet over die stukken waarop het verzoek van eiser betrekking heeft. De verzochte informatie staat niet beschreven in de halfjaarlijkse rapportages dan wel in andere financiële stukken van Zeestad B.V. of Zeestad C.V., die op grond van de deelneming bij verweerder berusten.
Het feit dat een bestuursorgaan een (meerderheids)aandeel in een privaatrechtelijke rechtspersoon heeft, is, zoals uit genoemde uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2014 ook blijkt, onvoldoende om aan te nemen dat die rechtspersoon werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Eisers verwijzing naar paragraaf 6.3.3. van bijlage 4 naar de samenwerkingsovereenkomst leidt niet tot andere conclusie. De daar beschreven verantwoordingsplicht van Zeestad B.V./C.V. en - uit het aandeelhouderschap voortvloeiende - bevoegdheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als sturing op operationeel niveau. Bevoegdheden met betrekking tot (controle van) financiën, zoals de goedkeuring van de jaarrekening, zijn dat evenmin. Dat de gemeente en/of verweerder opdrachten of aanwijzingen geven aan genoemde rechtspersonen of dat de rechtspersonen zich dienen te richten naar de opdrachten of aanwijzingen van de gemeente of verweerder blijkt dan ook niet.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.