ECLI:NL:RBNHO:2018:7121

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
C/15/274214 / FA RK 18-2799
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie uit Haïti met betrekking tot minderjarigen

Op 15 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de erkenning van een adoptie uit Haïti. Verzoekers, een echtpaar uit Hoofddorp, hebben een verzoek ingediend tot erkenning en omzetting van de adoptie van twee minderjarigen, die in Haïti zijn geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in Haïti is uitgevoerd volgens de lokale wetgeving en dat de adoptiewetgeving van Haïti sinds 2013 is gewijzigd, waarbij het land is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. De rechtbank concludeert dat de adoptie in Haïti een sterke adoptie betreft, wat betekent dat de familierechtelijke betrekkingen met de biologische ouders zijn verbroken. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor omzetting naar een adoptie naar Nederlands recht, omdat de minderjarigen geen belang hebben bij deze omzetting. De rechtbank heeft wel de geslachtsnaam en voornamen van de minderjarigen erkend, zoals deze zijn vastgesteld bij de adoptie in Haïti. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag om de geboorteakten van de minderjarigen in te schrijven en een latere vermelding van de erkenning van de adoptie toe te voegen aan de akten. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Zaak-/rekestnr.: C/15/274214 / FA RK 18-2799
beschikking van 15 augustus 2018 betreffende erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente Roosendaal en Nispen, thans gemeente Roosendaal,
en
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente Lisse,
beiden wonende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. P. Baur, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 15 mei 2018;
- de brieven, met bijlagen, van de advocaat van verzoekers, ingekomen op 25 mei 2018 en op 30 mei 2018;
- de schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (verder: ABS), ingekomen op 11 juli 2018.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente Haarlemmermeer met elkaar gehuwd.
2.2
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 17 maart 2011 ( [nummer] ) aan verzoekers toestemming verleend voor het opnemen van één of twee buitenlands(e) kind(eren) ter adoptie. Bij besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 september 2014 is deze toestemming verlengd tot 5 september 2018. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 18 augustus 2016 aan verzoekers toestemming verleend tot opneming ter adoptie van na te melden minderjarigen.
2.3
Op [geboortedatum] is te [plaats] , Haïti geboren de minderjarige: [kind 1] , als kind van het mannelijk geslacht. De biologische moeder is [naam] . De biologische vader is onbekend.
2.4
Op [geboortedatum] is te [plaats] , Haïti geboren de minderjarige: [kind 2] , als kind van het vrouwelijk geslacht. De biologische moeder is [naam] . De biologische vader is onbekend.
2.5
Uit het door verzoekers overgelegde stuk “Extrait des minutes du Greffe de Tribunal Civil de port-au-prince” van 8 juni 2017 (RC#8757604) blijkt dat de adoptie van de minderjarige [kind 1] door verzoekers naar het recht van Haïti tot stand is gekomen.
2.6
Uit het door verzoekers overgelegde stuk “Extrait des minutes du Greffe de Tribunal Civil de port-au-prince” van 8 juni 2017 (RC#8757606) blijkt dat de adoptie van de minderjarige [kind 2] door verzoekers naar het recht van Haïti tot stand is gekomen.
2.7
Sedert de adoptie naar het recht van Haïti zijn de minderjarigen ook wel genaamd:
[kind 1] respectievelijk [kind 2]
2.8
De adoptie naar het recht van Haïti heeft plaatsgevonden met inachtneming van de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.
2.9
De minderjarigen hebben met het doel van adoptie hun geboorteland mogen verlaten.
2.1
De minderjarigen wonen - blijkens het overgelegde uittreksel uit de basisregistratie personen van de gemeente Haarlemmermeer - sedert 4 oktober 2017 aan het woonadres van verzoekers en worden aldaar door verzoekers tezamen verzorgd en opgevoed.
2.11
De minderjarigen zijn de eerste kinderen tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.

3.Het verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht:
primair: de erkenning en voor zoveel nodig omzetting uit te spreken van de adoptie van voornoemde minderjarigen en te bepalen dat de minderjarigen de voornamen [kind 1] en [kind 2] en de achternaam [familienaam] zullen dragen;
secundair: de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken van voornoemde minderjarigen en te bepalen dat de minderjarigen voormelde voornamen en geslachtsnaam zullen dragen;
meer subsidiair: voor zoveel nodig de geboortegegevens van de minderjarigen vast te stellen.

4.De beoordeling

Ten aanzien van het (primaire) verzoek tot erkenning
4.1
De rechtbank stelt vast dat de adoptiewetgeving van Haïti sinds 15 november 2013 is gewijzigd en dat Haïti sinds 1 april 2014 is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag 1993. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet dat de onderhavige adoptie in Haïti een Verdragsadoptie betreft. Het onderhavige verzoek dient derhalve te worden getoetst met inachtneming van de bepalingen van titel 6 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2
De rechtbank stelt vast dat de hierboven onder 2.5 en 2.6 weergegeven beslissingen voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in artikel 10:109, eerste lid BW, inhoudende dat de procedure van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie moet zijn gevolgd, terwijl daarnaast de weigeringsgronden van artikel 10:108, tweede en derde lid BW zich niet voor doen. De erkenning is in het kennelijk belang van de minderjarigen. De rechtbank is van oordeel dat voormelde stukken daarmee vatbaar zijn voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
4.3
De rechtbank zal op de voet van artikel 10:109, derde lid BW de ABS gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand toe te voegen.
Ten aanzien van het (primaire) verzoek tot omzetting van de adoptie naar het recht van Haïti in een adoptie naar Nederlands recht
4.4
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht voor zoveel nodig de in voormelde stukken vervatte (zwakke) adoptie naar het recht van Haïti om te zetten in een (sterke) adoptie naar Nederlands recht. Naar de rechtbank begrijpt voeren verzoekers daartoe aan dat de adoptie naar het recht van Haïti niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarigen en hun verwanten werden verbroken. Voorts begrijpt de rechtbank dat verzoekers stellen belang te hebben bij deze omzetting, aangezien de minderjarigen eerst na omzetting van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zullen verkrijgen.
4.5
Artikel 10:110, tweede lid, BW bepaalt dat ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie ook in Nederland dat gevolg mist.
4.6
Met inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.1 is weergegeven, stelt de rechtbank vast dat de adoptiewetgeving van Haïti sinds 1 april 2014 voor internationale adopties slechts een sterke adoptie kent, waarbij de familierechtelijke betrekkingen van de minderjarigen met de oorspronkelijke ouder(s) worden verbroken.
4.7
Uit het voormelde blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat door de adoptie naar het recht van Haïti de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarigen en hun ouder zijn verbroken. Daarmee staat vast dat verzoekers geen belang hebben bij omzetting van de adoptie naar het recht van Haïti in een adoptie naar Nederlands recht. Het verzoek op dit onderdeel kan derhalve zonder verdere bespreking blijven.
Geslachtsnaam minderjarigen
4.8
In artikel 10:24, eerste lid, BW is bepaald dat, indien de geslachtsnaam van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland is vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat is gewijzigd en is neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, de aldus vastgelegde of gewijzigde geslachtsnaam in Nederland wordt erkend. De erkenning kan niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van deze wet zou zijn gevolgd.
4.9
De rechtbank stelt vast dat bij de buitenlandse adoptie de minderjarigen de geslachtsnaam van verzoeker [verzoeker] hebben verkregen. Op grond van voormeld artikel 10:24, eerste lid, BW komt de bij de adoptie in Haïti door de minderjarigen verkregen geslachtsnaam voor erkenning in Nederland in aanmerking. Verzoekers hebben een dienovereenkomstige geslachtsnaamkeuze gedaan. Om misverstanden daarover te voorkomen zal de rechtbank in het dictum opnemen dat wordt verstaan dat de minderjarigen bij de adoptie in Haïti de geslachtsnaam [familienaam] hebben verkregen.
Voornamen minderjarigen
4.1
Verzoekers hebben voornaamswijziging verzocht, in die zin dat de minderjarigen de voornamen “ [kind 1] ” respectievelijk [kind 2] ” zullen dragen.
4.11
Het verzoek tot voornaamswijziging is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 BW en zal worden toegewezen.
Geboortegegevens minderjarigen
4.12
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie opgemaakte “Acte de Naissance” van de minderjarige [kind 1] (No 025061 G), waaruit blijkt dat de minderjarige [kind 1] is geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Haïti, als kind van [naam] .
4.13
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie opgemaakte “Acte de Naissance” van de minderjarige [kind 2] (No 024811 G), waaruit blijkt dat de minderjarige [kind 2] is geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Haïti, als kind van [naam] .
4.14
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:25, vijfde lid, BW zal de rechtbank gelasten dat de hierboven onder 4.12 en 4.13 weergegeven akten worden ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Den Haag. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ABS heeft aangegeven dat de hierboven onder 4.12 en 4.13 weergegeven “Acte de Naissance” voldoen aan de legalisatievereisten én de oorspronkelijke geboortegegevens van de minderjarigen bevatten en dat de ABS om die reden geen bezwaar heeft tegen een (ambtshalve) last tot inschrijving van de geboorteakten van de minderjarigen.
4.15
Aangezien de (primair) verzochte erkenning van de buitenlandse adoptie wordt toegewezen, behoeft de (secundair) verzochte adoptie naar Nederlands recht geen verdere bespreking. Gelet op de omstandigheid dat de hierboven onder 4.12 en 4.13 weergegeven akten voor inschrijving vatbaar zijn, behoeft het (meer subsidiaire) verzoek om voor zoveel nodig de geboortegegevens vast te stellen, geen verdere bespreking.
4.16
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k. van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals vervat in het overgelegde stuk “Extrait des minutes du Greffe de Tribunal Civil de port-au-prince” van 8 juni 2017 (RC#8757604) tot de adoptie naar het recht van Haïti van de minderjarige van het mannelijk geslacht: [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Haïti,
door verzoekers voornoemd;
5.2
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals vervat in het overgelegde stuk “Extrait des minutes du Greffe de Tribunal Civil de port-au-prince” van 8 juni 2017 (RC#8757606) tot de adoptie naar het recht van Haïti van de minderjarige van het vrouwelijk geslacht: [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Haïti,
door verzoekers voornoemd;
5.3
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag de hierboven onder 4.12 en 4.13 weergegeven akten van geboorte van de minderjarigen in te schrijven;
5.4
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de erkenning van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen;
5.5
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige [kind 1] in: [kind 1] ;
5.6
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige [kind 2] in: [kind 2] ;
5.7
verstaat dat de minderjarigen bij de buitenlandse adoptie de geslachtsnaam [familienaam] hebben verkregen;
5.8
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.9
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.