ECLI:NL:RBNHO:2018:7178

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3158
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor garageboxen en fietsenstalling

Op 8 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen aan een derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 12 garageboxen en een overkapping voor het stallen van fietsen op een perceel in IJmuiden. Verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 10 augustus 2018 zijn verzoeker, verweerder en derde-partij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij overweegt dat het verzoek voldoet aan het connexiteitsvereiste, omdat verzoeker tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Echter, de bezwaren van verzoeker richten zich niet tegen de bouw van de garageboxen en de overkapping, maar tegen het gebruik van de toegangsweg die via een toegangspoort zal dienen als ontsluitingsweg voor de garageboxen en de fietsenstalling. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang kan worden ontzegd, maar dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanvraag in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat er geen weigeringsgronden zijn. Verzoeker heeft het standpunt van verweerder niet betwist, waardoor de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat het gaat om een gebonden beschikking. De wet laat geen ruimte om de belangen van verzoeker bij de besluitvorming te betrekken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3158
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2018 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: W. Dooijes).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [woonplaats 2] , (gemachtigde: mr. M.J. Drijftholt).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 12 garageboxen en een overkapping ten behoeve van het stallen van fietsen op het perceel [perceel] .
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een verzoek om voorlopige voorziening moet voldoen aan het vereiste van connexiteit. Dit betekent dat voor een ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening is vereist dat tegen een beslissing binnen de daarvoor geldende termijn bezwaar of beroep is ingesteld. Aan het zogenoemde connexiteitsvereiste is door verzoeker voldaan. Hij heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot het stilleggen van de vergunde bouwwerkzaamheden. De door verzoeker naar voren gebrachte bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning zien niet op het bouwen van de garageboxen en de overkapping, maar op het gebruik dat als gevolg van het bouwplan zal worden gemaakt van de achter zijn perceel gelegen toegangsweg. Deze toegangsweg zal via een in het bouwplan opgenomen toegangspoort gaan dienen als ontsluitingsweg voor de garageboxen en de fietsenstalling. De voorzieningenrechter stelt vast dat de appartementen ten behoeve waarvan de garageboxen en de fietsenstalling worden gerealiseerd niet voor het nemen van een beslissing op bezwaar in deze procedure zullen worden bewoond. Omdat de toegangspoort wel al wordt gerealiseerd en daarvan mogelijk ook reeds voorafgaand aan de bewoning van de appartementen gebruik zal worden gemaakt, is de voorzieningenrechter, anders dan derde-partij, van oordeel dat verzoeker enig spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening niet kan worden ontzegd.
4. Er is aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als het door verzoeker gemaakte bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. Daarbij is het volgende van belang. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan en er ook overigens geen sprake is van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zodat hij de omgevingsvergunning moest verlenen. Verzoeker heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat hij dit standpunt van verweerder niet betwist. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat sprake is van een zogeheten gebonden beschikking. De wet laat dan geen ruimte om belangen zoals die door verzoeker zijn aangevoerd – die de veiligheid en de bruikbaarheid van de toegangsweg voor de omwonenden betreffen – bij de besluitvorming te betrekken.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.