ECLI:NL:RBNHO:2018:7399

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
18-003717
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade door onterecht ondergane voorlopige hechtenis en verzekering

Op 2 mei 2018 is er een verzoekschrift ingediend door mr. T.G.M. Houben, advocaat van verzoeker, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Verzoeker vraagt om een schadevergoeding van € 3.720,- voor geleden schade door onterecht ondergane voorlopige hechtenis en € 280,- voor de kosten van juridische bijstand. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek. De strafzaak tegen verzoeker eindigde op 23 februari 2018 met vrijspraak. Verzoeker werd op 1 november 2017 in verzekering gesteld en heeft in totaal 44 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 dagen op het politiebureau en 36 dagen in een huis van bewaring. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op vergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf. De rechtbank kent een totale vergoeding van € 4.000,- toe, bestaande uit € 840,- voor de dagen op het politiebureau, € 2.880,- voor de dagen in het huis van bewaring en € 280,- voor de kosten van de advocaat. De uitbetaling van de vergoeding zal plaatsvinden op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat. De beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos en is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 18-003717 + 18-003718
Parketnummer: 15/218359-17
Uitspraakdatum: 10 augustus 2018
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 2 mei 2018 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. T.G.M. Houben, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[naam verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
domicilie kiezende te (1541 KC) Koog aan de Zaan, Lagendijk 64a, ten kantore van
mr. T.G.M. Houben, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
  • € 3.720,- ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten
  • € 280,-, wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 februari 2018, waarbij verzoeker is vrijgesproken.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 1 november 2017 in verzekering gesteld, op 3 november 2017 heeft de rechter-commissaris de bewaring bevolen, waarna de raadkamer van de rechtbank op 15 november 2017 de gevangenhouding heeft bevolen voor de duur van 90 dagen. Op 22 december 2017 is de voorlopige hechtenis geschorst. Verzoeker is op 19 januari 2018 wegens verdenking van een nieuw strafbaar feit wederom in verzekering gesteld. Op 25 januari 2018 is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Op 13 februari 2018 heeft de officier van justitie de invrijheidsstelling bevolen en is verzoeker in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Verzoeker heeft 8 dagen op het politiebureau doorgebracht en 36 dagen doorgebracht in het huis van bewaring. Verzoeker heeft hiervan 4 dagen op een politiebureau doorgebracht in afwachting van de behandeling van de vordering opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis. Indien het wel tot een veroordeling zou zijn gekomen zouden deze dagen met de nog ten uitvoer te leggen straf zijn verrekend. Op gelijke voet komen deze dagen dus ook voor vergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding. Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 4.000,-(zegge: vierduizend euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 840,- wegens een verblijf van 8 dagen op een politiebureau;
€ 2.880,- wegens een verblijf van 36 dagen in een huis van bewaring;
€ 280,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening van het verzoekschrift.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden FTW Advocaten, onder vermelding van “schadevergoeding [naam verzoeker]
/om– dossiernummer 101567.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.