ECLI:NL:RBNHO:2018:7433
Rechtbank Noord-Holland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot omzetting van faillissement naar schuldsanering en niet-ontvankelijkheid op basis van artikel 15b Fw
Op 19 juni 2018 heeft de curator verzocht om het faillissement van de schuldenares op te heffen en tegelijkertijd de schuldsaneringsregeling toe te passen, op basis van artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (Fw). De schuldenares is op 14 augustus 2018 gehoord, waarbij de curator, mr. W.J.T. Ursem, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenares in Nederland ligt.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de schuldenares een beroep kan doen op artikel 15b, eerste lid, Fw. De wet vereist dat er geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden en dat de schuldenares niet in gebreke is gebleven bij het indienen van een verzoekschrift voor de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeert dat de schuldenares op correcte wijze is opgeroepen en dat zij op de hoogte was van de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen. De rechtbank oordeelt dat er geen verschoonbare overschrijding van de termijn is en verklaart de schuldenares niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, indien het verzoek ontvankelijk zou zijn geweest, het niet aannemelijk is dat de schuldenares te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van haar schulden. De rechtbank wijst op de schulden aan de Belastingdienst, die niet als te goeder trouw kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de schuldenares onvoldoende heeft aangetoond dat zij in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest, en verklaart haar niet-ontvankelijk in het verzoek tot opheffing van het faillissement en het gelijktijdig toepassen van de schuldsaneringsregeling.