Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
mr. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van Drechterland, verweerder
[derde belanghebbende 1]en
[derde belanghebbende 2], te [woonplaats] ,
Rechtbank Noord-Holland
Op 30 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], bezwaar maakten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Drechterland. Dit besluit, genomen op 25 juni 2018, verplichtte derde-partij [derde belanghebbende 1] om een paardrijbak op een perceel in [woonplaats] binnen zes maanden te verwijderen. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meenden dat het besluit niet ver genoeg ging en onvoldoende tegemoetkwam aan hun verzoek om handhaving.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de meeste van de door verzoekers gevraagde voorzieningen geen verband hielden met het primaire besluit en buiten het bestek van de procedure vielen. De voorzieningenrechter kon bovendien geen voorlopig oordeel geven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, omdat zowel verzoekers als derde-partijen bezwaar hadden gemaakt. Derde-partij [derde belanghebbende 1] had bovendien een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend ter legalisatie van de paardrijbak, waarover nog geen beslissing was genomen.
In zijn overwegingen weegt de voorzieningenrechter de belangen van partijen. Verzoekers gaven aan veel overlast te ervaren door het gebruik van de paardrijbak en de slechte verhoudingen met derde-partijen. Echter, de voorzieningenrechter vond onvoldoende aanleiding om deze belangen zwaarder te laten wegen dan de belangen van derde-partijen, die mogelijk schade zouden lijden door een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat het treffen van een voorlopige voorziening niet gerechtvaardigd was en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.