Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de schuldsanering van een schuldenaar. De rechtbank was bevoegd om de bewindvoerder te ontslaan op verzoek van de schuldenaar, maar dit verzoek werd afgewezen. De schuldenaar had eerder, op 3 april 2018, de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen aangevraagd, waarbij mr. M. Wouters als recht-commissaris en mr. F.I. Eikenhorst als bewindvoerder waren aangesteld. De schuldenaar verzocht op 11 juli 2018 om vervanging van de bewindvoerder, omdat hij zich niet gehoord voelde en meende dat de bewindvoerder misbruik maakte van haar positie.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 heeft de schuldenaar zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat de bewindvoerder zijn WSNP-traject gijzelde en dat er een verstoring in de communicatie was. De bewindvoerder daarentegen stelde dat zij haar taken correct had uitgevoerd en dat de schuldenaar onvoldoende informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor ontslag van de bewindvoerder niet voldoende waren. De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder is aangesteld om toezicht te houden op de naleving van de wettelijke verplichtingen en dat onenigheid over de uitvoering van deze taken niet automatisch leidt tot vervanging.
De rechtbank concludeerde dat de bewindvoerder niet buiten haar wettelijke kaders had gehandeld en dat de communicatieproblemen voornamelijk aan de schuldenaar te wijten waren. Bovendien werd opgemerkt dat klachten over de bewindvoerder in eerste instantie door de rechter-commissaris behandeld dienen te worden. Het verzoek van de schuldenaar werd dan ook afgewezen, en de rechtbank wees erop dat de schuldenaar niet de juiste procedure had gevolgd door zich niet tot de rechter-commissaris te wenden.