ECLI:NL:RBNHO:2018:7700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
C/15/269998 FT RK 18.202
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van de bewindvoerder in het kader van de schuldsanering

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de schuldsanering van een schuldenaar. De rechtbank was bevoegd om de bewindvoerder te ontslaan op verzoek van de schuldenaar, maar dit verzoek werd afgewezen. De schuldenaar had eerder, op 3 april 2018, de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen aangevraagd, waarbij mr. M. Wouters als recht-commissaris en mr. F.I. Eikenhorst als bewindvoerder waren aangesteld. De schuldenaar verzocht op 11 juli 2018 om vervanging van de bewindvoerder, omdat hij zich niet gehoord voelde en meende dat de bewindvoerder misbruik maakte van haar positie.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 heeft de schuldenaar zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat de bewindvoerder zijn WSNP-traject gijzelde en dat er een verstoring in de communicatie was. De bewindvoerder daarentegen stelde dat zij haar taken correct had uitgevoerd en dat de schuldenaar onvoldoende informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor ontslag van de bewindvoerder niet voldoende waren. De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder is aangesteld om toezicht te houden op de naleving van de wettelijke verplichtingen en dat onenigheid over de uitvoering van deze taken niet automatisch leidt tot vervanging.

De rechtbank concludeerde dat de bewindvoerder niet buiten haar wettelijke kaders had gehandeld en dat de communicatieproblemen voornamelijk aan de schuldenaar te wijten waren. Bovendien werd opgemerkt dat klachten over de bewindvoerder in eerste instantie door de rechter-commissaris behandeld dienen te worden. Het verzoek van de schuldenaar werd dan ook afgewezen, en de rechtbank wees erop dat de schuldenaar niet de juiste procedure had gevolgd door zich niet tot de rechter-commissaris te wenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND ontslag bewindvoerder

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/269998 FT RK 18.202
beschikking van 4 september 2018
op het verzoek van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: schuldenaar.

1.De procedure

1.1
Bij vonnis van deze rechtbank van 3 april 2018 is op schuldenaar de Wet
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard, met benoeming van mr. M. Wouters tot recht-commissaris en aanstelling van mr. F.I. Eikenhorst tot bewindvoerder onder toekenning van het insolventienummer [nummer].
1.2
Bij brief van 11 juli 2018 heeft de schuldenaar verzocht om vervanging van de bewindvoerder.
1.3
Ter terechtzitting van 21 augustus 2018 is de schuldenaar, bijgestaan door
mr. R. Vos namens mr. M.N. Mense, hierover gehoord. Tevens is T. Van Geelen namens mr. F.I. Eikenhorst, de bewindvoerder gehoord.

2.De standpunten van partijen

2.1.
Schuldenaar heeft het volgende aangevoerd:
“ De bewindvoerder gijzelt mijn WSNP-traject, eist de hoofdrol op en maakt misbruik van haar van haar positie. Ik voel mij slechts een figurant die enkel bevelen moet aannemen en geen vragen mag stellen. Ze probeert haar gelijk te forceren door te dreigen met beëindiging van het WSNP-traject. Ik heb er letterlijk alle belang bij om mijzelf aan de geldende strenge (WSNP) regels/afspraken te houden en verder ben ik enorm dankbaar dat ik deze kans krijg. En ondanks dat de bewindvoerder ongelijk heeft voor wat betreft de gang van zaken rond de teruggestorte afkoopsom door het UWV en de dreigmail heb ik mijzelf constructief opgesteld.
(..) Hierbij dien ik tevens een wijzigingsverzoek in om zo spoedig mogelijk de bewindvoering inzake mijn WSNP-traject te laten overnemen.”
Schuldenaar heeft ter terechtzitting verklaard dat het plaatsvinden van deze zitting voorkomen had kunnen worden indien de bewindvoerder telefonisch contact met hem had opgenomen. Mogelijke onduidelijkheden hadden één op één kunnen worden opgehelderd. Door toedoen van de bewindvoerder is de onderlinge communicatie verstoord geraakt. Schuldenaar heeft geen vertrouwen meer in deze bewindvoerder. Mr. Vos heeft het standpunt van schuldenaar onderschreven.
2.2.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat zij haar taak op een correcte wijze heeft uitgevoerd en dat er geen aanleiding is voor de aanstelling van een andere bewindvoerder. Omdat voor haar onduidelijk was wat er met het door het UWV teruggestorte bedrag was gebeurd en van wie schuldenaar geld had geleend, heeft zij meerdere malen schriftelijke opheldering van schuldenaar gevraagd. Omdat schuldenaar in zijn reacties onvoldoende duidelijkheid gaf, is om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling verzocht. Het verweerschrift heeft uiteindelijk de door de bewindvoerder verlangde duidelijkheid gegeven. Het was toen te laat om de zitting af te zeggen, nog daargelaten dat schuldenaar inmiddels te kennen had gegeven een andere bewindvoerder te willen. Volgens de bewindvoerder is de verhouding tussen haar en schuldenaar niet zodanig verstoord dat dit zou moeten leiden tot benoeming van een andere bewindvoerder.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 319 van de Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de rechtbank bevoegd is de bewindvoerder op een met redenen omkleed verzoek van de schuldenaar, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, te ontslaan en door een ander te vervangen. De door de schuldenaar aangevoerde gronden moeten het verzoek wel kunnen dragen.
3.2.
Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Uitgangspunt is dat de bewindvoerder door de rechtbank wordt benoemd om toezicht te houden op de naleving van de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. In die hoedanigheid zal de bewindvoerder soms moeten handelen op een andere wijze dan schuldenaar voor ogen had of beslissingen moeten nemen waarmee schuldenaar het niet mee eens is. Dat gegeven is op zich zelf onvoldoende om tot vervanging van de bewindvoerder over te gaan. Alleen als de bewindvoerder zijn of haar taken zich niet heeft gedragen als een redelijk en bekwaam handelend bewindvoerder, buiten de wettelijke kaders is getreden of door toedoen van de bewindvoerder de communicatie zodanig is verstoord dat verder toezicht door deze bewindvoerder niet meer mogelijk is, ligt vervanging van de bewindvoerder in de rede. Daarvan is hier geen sprake.
3.3.
De bewindvoerder heeft in het kader van de uitoefening van haar taak meerdere keren om informatie gevraagd aan schuldenaar. Deze verschafte niet de gewenste duidelijkheid terwijl op hem ingevolge artikel 327 jo 105 Fw de verplichting rust om gevraagd en ongevraagd alle informatie te verschaffen die relevant is voor de uitvoering van de schuldenaar of relevant is voor de bewindvoerder. Gelet op de berichten die de bewindvoerder schuldenaar heeft gestuurd, moet het voor hem voldoende duidelijk zijn geweest wat van hem werd verlangd en lag het op zijn weg om daaraan te voldoen. Het verwijt van schuldenaar dat de bewindvoerder telefonisch contact met hem had moeten zoeken, is niet terecht. Nog daargelaten dat schuldenaar zelf ook geen telefonisch contact heeft gezocht, moest hij schriftelijke bewijsstukken overleggen, hetgeen uiteindelijk pas bij het verweerschrift is gebeurd.
Indien al sprake is van een verstoorde communicatie, hetgeen de bewindvoerder niet onderschrijft, is dit in belangrijke mate aan schuldenaar te wijten en geen reden voor vervanging van de bewindvoerder. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3.4.
Overigens merkt de rechtbank op dat bij klachten over de (gedragingen van de) bewindvoerder, de rechter-commissaris de eerst aangewezene is om die klachten te behandelen. De rechter-commissaris is immers belast met toezicht op de wijze waarop de bewindvoerder binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling zijn of haar wettelijk taken verricht en is beter op de hoogte in de zaak dan de rechtbank. Schuldenaar heeft nagelaten zich tot de rechter-commissaris te wenden, hetgeen eveneens reden is om het verzoek af te wijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
3.1
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 4 september 2018.