Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van 22 mei 2017 met 9 producties
- de brief van 27 juni 2017 van [verzoeker] met een productie
- de brief van 13 november 2017 van [verzoeker] met producties 10 tot en met 13
- de brief van 27 november 2017 van [verzoeker] met afdrukken van foto’s
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, met een productie
- de mondelinge behandeling op 11 december 2017 waar zijn verschenen: [verzoeker] , bijgestaan door mr. Van der Weijden voornoemd; [verweerder] , bijgestaan door mr. Oostveen-Kouwenhoven voornoemd
- de pleitaantekeningen van mr. Van der Weijden
- de brief van 12 december 2017 van [verzoeker] met de ondertekende versie van eerder overgelegde partijverklaringen
2.De feiten
3.Het geschil
primairdat hij onrechtmatig heeft gehandeld door de tennisbal terug te gooien. Niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van een risico, maakt een gedraging onrechtmatig. Gevaarscheppend gedrag is pas onrechtmatig als de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van het gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Als deze drempel niet is overschreden is geen sprake van een onrechtmatige daad maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
subsidiairdat het oogletsel het gevolg is van de tennisbal die zijn oog heeft geraakt. Omdat medische informatie ontbreekt kan niet worden vastgesteld dat de netvliesloslating het gevolg is van de tennisbal. Omdat het causaal verband niet vaststaat en dit vereist is voor het oordeel over de aansprakelijkheid, leent deze zaak zich niet voor een behandeling in een deelgeschil, omdat nadere bewijsvoering en deskundigenonderzoek noodzakelijk zijn.
4.De beoordeling
wel even sterretjes zag ondanks dat het heel zachtjes ging, kan ervanuit worden gegaan dat de bal zachtjes is gegooid. Immers, een bal die met kracht wordt gegooid kan, naar het oordeel van de rechtbank, ook na een stuitering, niet zachtjes tegen een oog aankomen. De waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van het zacht terug een tuin in gooien van een daaruit afkomstige tennisbal is niet zo groot dat [verweerder] zich naar maatstaven van zorgvuldigheid had moeten onthouden van het op deze wijze teruggooien van de bal.
“absoluut niet”wilde vangen. De rechtbank constateert dat [verzoeker] eerder tegenover Confid (zie r.o. 2) heeft verklaard dat hij de bal wilde vangen maar dat dit niet lukte door het afstuiten van de bal waardoor deze een andere richting en mogelijk een draaiing kreeg.