ECLI:NL:RBNHO:2018:802

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4630
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs op basis van psychiater rapport en alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van een besluit van 19 juni 2017, dat inging op 26 juni 2017. Dit besluit volgde op drie eerdere aanhoudingen van de eiser wegens rijden onder invloed van alcohol. De verweerster, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, had een onderzoek laten uitvoeren door een psychiater, die concludeerde dat er sprake was van alcoholmisbruik. Eiser voerde aan dat de ongeldigverklaring onterecht was, omdat het rapport van de psychiater innerlijk tegenstrijdig zou zijn en voornamelijk gebaseerd op zijn eigen verklaringen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de psychiater zorgvuldig te werk is gegaan en dat de conclusies van het rapport voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanhoudingen van eiser en de bevindingen van de psychiater samen een voldoende basis vormen voor de diagnose alcoholmisbruik. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/4630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stam),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerster

(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerster het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 26 juni 2017.
Bij besluit van 5 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bleijendaal, als waarnemer voor zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is in de afgelopen jaren driemaal aangehouden op verdenking van rijden onder invloed, te weten op 6 februari 2014 (resultaat 340 µg/l), 27 september 2014 (resultaat 505 µg/l) en 8 september 2016 (resultaat 585 µg/l). De korpschef heeft op 22 september 2016 aan verweerster mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Verweerster heeft vervolgens besloten een onderzoek te laten doen naar het alcoholgebruik van eiser. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2017 en is uitgevoerd door [naam] , psychiater. In het onderzoeksrapport van 18 mei 2017 concludeert de psychiater dat ten tijde van de aanhouding in 2016 sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin. Op basis van de uitslag van dit verslag heeft verweerster eiser ongeschikt geacht om te rijden. Het rijbewijs van eiser is ongeldig verklaard vanaf 26 juni 2017. Tevens is vastgesteld dat eiser is gestopt met het alcoholmisbruik op 9 september 2016.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerster de ongeldigverklaring van het rijbewijs ten onrechte heeft gebaseerd op het onderzoeksrapport van [naam] . Dit rapport is innerlijk tegenstrijdig en slechts gebaseerd op gegevens die eiser zelf heeft verstrekt. Alle objectieve bevindingen, met name de gegevens van het laboratorium, zijn terzijde geschoven, terwijl deze bevindingen er nu juist op wijzen dat geen sprake is van alcoholmisbruik. Eiser heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de conclusie van misbruik, die is gebaseerd op een onderzoeksrapport van 18 mei 2017, onverenigbaar is met de vaststelling dat eiser is gestopt met het misbruik op 9 september 2016.
3. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek zorgvuldig en correct is uitgevoerd, dat de conclusies worden gedragen door de bevindingen en dat aan alle aspecten van de zaak aandacht is besteed. Daarbij heeft verweerster erop gewezen dat de drie aanhoudingen van eiser wegens rijden onder invloed wel degelijk een objectief gegeven zijn. De omstandigheid dat niet alle onderdelen van het onderzoek een aanwijzing voor alcoholmisbruik hebben opgeleverd, is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de diagnose.
4. In het rapport van de keurend psychiater komt onder meer naar voren dat eiser in de afgelopen jaren drie keren onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig werd aangehouden en dat daarmee sprake is van een patroon waarbij hij herhaaldelijk alcohol gebruikte in situaties waarin dat fysiek gevaarlijk was. Eiser heeft voorafgaand aan de aanhouding met een verhoogd promillage een relatief lange afstand gereden en voelde zich niet dronken. Dit kan duiden op een voorgaande periode van overmatig alcoholgebruik en vormt een aanwijzing voor een verhoogde tolerantie. Verder leidde alcoholgebruik in de periode voor de aanhouding bij herhaling tot interpersoonlijke problemen. Eiser heeft vaak gedacht minder te moeten drinken, wat wijst op afhankelijkheid en persistentie. De psychiater heeft geconcludeerd dat sprake is van een discrepantie tussen de beschreven tolerantie enerzijds en de algemene alcoholanamnese anderzijds. Het is daarom aannemelijk dat sprake is van onderrapportage van het normale alcoholgebruik. Daarbij heeft de psychiater aangegeven dat de bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, maar dat juist de combinatie suspect is voor alcoholproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. Daarom dient de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin te worden gesteld. Omdat het laboratoriumonderzoek geen aanwijzing liet zien voor alcoholmisbruik, is het volgens de psychiater aannemelijk dat eiser vanaf 9 september 2016, de datum van de laatste aanhouding, met alcoholmisbruik is gestopt.
5. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het door de psychiater uitgebrachte rapport gebreken vertoont, zodanig dat verweerster zich daarop bij haar besluitvorming niet heeft mogen baseren. Op grond van vaste jurisprudentie bestaat, in een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik is gesteld, voor de rechter slechts aanleiding om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerster zich daarop niet heeft mogen baseren. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3100).
6. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het rapport van de keurend psychiater gebreken vertoont, zodanig dat verweerster zich daarop niet heeft mogen baseren. De omstandigheid dat de bevindingen van de psychiater voor een belangrijk deel terug te voeren zijn op mededelingen van eiser zelf, vormt geen reden daarover anders te oordelen. Eiser heeft de juistheid van deze mededelingen niet betwist en de bevindingen vinden verder deels steun in de gegevens van de politie over het aantal aanhoudingen wegens rijden onder invloed en de daarbij geconstateerde ademalcoholgehaltes.
7. Ook in gevallen waarin het laboratoriumonderzoek geen aanwijzingen oplevert voor alcoholmisbruik, kunnen de overige gegevens, in onderlinge samenhang bezien, voldoende reden vormen voor de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin. Daarbij is van belang dat de diagnose is toegespitst op de situatie ten tijde van de laatste aanhouding en het laboratoriumonderzoek van veel latere datum is.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.