In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines vanwege vertragingen bij hun vluchten. De passagiers sub 1 en 2 hadden een vervoersovereenkomst met Austrian Airlines voor een vlucht van Tirana via Wenen naar Amsterdam op 9 mei 2015, terwijl passagiers sub 3 en 4 een soortgelijke overeenkomst hadden voor een vlucht van Delhi via Wenen naar Amsterdam op dezelfde datum. De vlucht van Wenen naar Amsterdam werd geannuleerd, waardoor de passagiers met aanzienlijke vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Austrian Airlines heeft een deel van de compensatie betaald, maar weigerde verdere betaling, wat leidde tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers recht hebben op verdere compensatie. De rechter oordeelde dat de vluchten als één geheel moeten worden beschouwd, omdat de passagiers met één boeking reisden. De vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming rechtvaardigde verdere compensatie volgens de Europese regelgeving. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Austrian Airlines veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.535,95, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de rente over deze kosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze daadwerkelijk waren betaald.