Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 april 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 17 september 2018 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 26 september 2018 van [eiser/verweerder] met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten in conventie en voorwaardelijke reconventie
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren te [adres]’. De landtong is van het open vaarwater afgebakend door de beschoeiing die daaromheen is aangebracht. De landtong maakt onderdeel uit van de tuin van het perceel, omdat deze uitsluitend via die tuin toegankelijk is en niet via een ander perceel. De landtong vormt één doorlopend geheel met de tuin. Dat de taps toelopende vorm ervan afwijkt van de verder rechthoekige tuin, maakt dit niet anders. De landtong valt daarmee onder de feitelijke omschrijving van het geleverde, te weten als onderdeel van de tuin van het perceel. Dat de omvang van het verkochte in de opvolgende leveringsakten steeds staat omschreven als 259 m2 (en het aantal vierkante meters niet is vermeerderd nadat de verjaring was voltooid) doet hier niets aan af, gelet op de geringe grootte van de landtong ten opzichte van het gehele perceel. Daarbij staat in de notariële akte in artikel 2 lid 2 dat geen van partijen rechten kunnen ontlenen aan een eventuele onder- of overmaat, zodat ook om die reden maar beperkte betekenis toekomt aan de juistheid van het vermelde aantal vierkante meters in de notariële akte. Bij een verschil in uitleg van de in de akte genoemde kadastrale gegevens en de daarin opgenomen feitelijke omschrijving, gaat de feitelijke omschrijving voor op de kadastrale aanduiding. Dat maakt dat de rechtbank oordeelt dat – naar objectieve maatstaven – partijen bedoeld hebben de landtong (als onderdeel van de tuin van het perceel) te leveren aan [eiser/verweerder].
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)