In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, alsook de Minister voor Rechtsbescherming. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn bezwaren tegen uitnodigingen tot betaling van douanerechten op landbouwproducten, die op 8 augustus 2005 zijn uitgereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld op 11 jaren en 1 maand, wat resulteert in een schadevergoeding van € 11.500 voor immateriële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zes zaken van eiser, die samenhangen met hetzelfde feitencomplex, gezamenlijk behandeld moeten worden, en heeft de schadevergoeding verdeeld tussen de verweerder en de Minister. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 4.842 en de Minister tot € 908,02 aan schadevergoeding. Daarnaast zijn de proceskosten vastgesteld en ook verdeeld tussen de partijen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.