ECLI:NL:RBNHO:2018:960

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5134
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning en keuringsbevoegdheid APK wegens overtreding regelgeving en onjuiste belangenafweging

Op 12 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen de directie van de Dienst Wegverkeer en Garage Paltrok B.V. en een individuele eiser. De zaak betreft de intrekking van de erkenning en keuringsbevoegdheid van Garage Paltrok B.V. en de keurmeester, [eiser], voor een periode van zes weken. Dit gebeurde naar aanleiding van een overtreding van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, waarbij de keurmeester niet op tijd aanwezig was tijdens een steekproefcontrole. De rechtbank oordeelde dat de verweerster, de Dienst Wegverkeer, onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de lange staat van dienst van de eisers en het feit dat de overtreding niet moedwillig was. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de keuringsbevoegdheid van [eiser] voor vier weken en de erkenning van Paltrok B.V. voor twee weken in te trekken, ingaande op 26 februari 2018. Tevens werd verweerster veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,-. De rechtbank benadrukte het belang van naleving van de regelgeving voor de verkeersveiligheid, maar vond de opgelegde sancties in dit geval onevenredig zwaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 17/5134 en HAA 17/5136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2018 in de zaken tussen

1. Garage Paltrok B.V.te Zaandam, en
2. [eiser]te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer, verweerster,

(gemachtigden: S.E.E. Gout en M.A. Groenewoud).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 15 augustus 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerster de aan eiseres sub 1 verleende erkenning en de aan eiser sub 2 verleende bevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen van de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor zes weken ingetrokken.
Bij besluiten van 10 november 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerster de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2018. Eiseres sub 1 is vertegenwoordigd door haar directeur, tevens eiser sub 2, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser sub 2 ( [eiser] ) is directeur van eiseres sub 1 (Paltrok B.V.) en als keurmeester werkzaam voor Paltrok B.V. Op 7 juli 2017 heeft [eiser] een auto gekeurd in het kader van de algemene periodieke keuring (APK). De auto is goedgekeurd en afgemeld. Vervolgens heeft een medewerker van verweerster een steekproefcontrole uitgevoerd. De controleur heeft bij zijn aankomst geconstateerd dat de keurmeester, [eiser] , niet aanwezig was en na enkele minuten arriveerde. Verweerster heeft vastgesteld dat daarmee sprake was van een overtreding van artikel 31, vijfde lid, onder a van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK (de Regeling).
Nadat eisers zijn gehoord, zijn bij de primaire besluiten de aan Paltrok B.V. verleende erkenning en de aan [eiser] verleende bevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor zes weken ingetrokken. De daartegen gemaakte bezwaren zijn bij de thans bestreden besluiten ongegrond verklaard.
2. Eisers hebben in beroep in de eerste plaats aangevoerd dat niet willens en wetens in strijd met de regelgeving is gehandeld. [eiser] was door onachtzaamheid de steekproef vergeten. Hij bracht even een klant weg en arriveerde drie minuten na aankomst van de controleur op de keuringsplaats. Eisers stellen zich op het standpunt dat het een feit van algemene bekendheid is dat, in een geval waarin de keurmeester te laat is op de steekproeflocatie, het een discretionaire bevoegdheid is van de controleur om te oordelen dat de keurmeester daadwerkelijk niet aanwezig is op deze locatie indien deze slechts enkele minuten later komt binnenlopen. Eisers wijzen erop dat enkele andere controleurs aan hen te kennen hebben gegeven dat zij zouden hebben volstaan met een mondelinge waarschuwing.
3. Eisers hebben in de tweede plaats aangevoerd dat de intrekking van de erkenning en bevoegdheid voor de duur van zes weken onevenredig zwaar is. Eisers hebben gedurende een periode van ruim 30 jaren een goede staat van dienst gehad en de keurmeester was slechts drie minuten te laat op de keuringslocatie aanwezig. De keurmeester heeft in het verleden 1300 steekproeven gehad en daarbij is nooit sprake geweest van een overtreding van voorschriften. Bovendien laat de politie Zaanstreek Waterland de voertuigen bij eisers keuren. In geval van tenuitvoerlegging van de opgelegde sancties zal de politie op zoek moeten gaan naar een andere garage en naar verwachting niet terugkeren bij eisers. Datzelfde zal gelden voor andere klanten. De financiële schade van een intrekking van de erkenning is door de boekhouder van eisers becijferd op ongeveer € 35.000,-, los nog van te verwachten schade als gevolg van het verlies van klanten. Eisers zien niet in waarom bijvoorbeeld niet volstaan had kunnen worden met de intrekking van de bevoegdheid van [eiser] als overtreder. Andere bij Paltrok B.V. in dienst zijnde keurmeesters zouden dan de werkzaamheden kunnen voortzetten en daarmee zou de schade beperkt kunnen blijven.
4. Verweerster heeft in de bestreden besluiten bij de afweging van de belangen verwezen naar de toezichtbeleidsbrief van 1 april 2017 en heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is af te wijken van het bekendgemaakte beleid. Daarbij heeft verweerster overwogen dat standaardgevolgen niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Bij afweging van het algemeen belang van de verkeersveiligheid tegenover de bedrijfseconomische belangen van eisers is de intrekking als een evenredig en gerechtvaardigde sanctie aan te merken, gelet op eisers historie, de ernst van de overtreding en de afwezigheid van bijzondere feiten en omstandigheden.
5. De rechtbank is met verweerster van oordeel dat sprake is van een overtreding van artikel 31, vijfde lid, onder a, van de Regeling. Op [eiser] rustte als keurmeester de verplichting om, vanaf het moment dat bekend werd dat de door hem gekeurde auto in een steekproef viel, op de keuringslocatie aanwezig te blijven. Paltrok B.V. was als erkenninghouder voor de nakoming van die verplichting verantwoordelijk. Aan die verplichting is niet voldaan en daarmee staat de overtreding vast. Niet relevant is of de keurmeester vervolgens voor of na aankomst van de controleur op de keuringslocatie terugkeerde. De keuringslocatie had eenvoudigweg niet mogen worden verlaten. Voor de stelling van eisers dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de controleur om vast te stellen of al dan niet sprake is van een overtreding, is geen steun te vinden in het recht.
6. Gelet op artikel 4:84 van de Awb dient verweerster te beoordelen of de gevolgen van opgelegde sancties wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van die sancties. Omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, kunnen niet al daarom buiten beschouwing worden gelaten. Verweerster dient daarom alle omstandigheden van het geval te betrekken in haar beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen in overeenstemming met de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3102).
De rechtbank oordeelt dat verweerster, door te volstaan met de belangenafweging zoals weergegeven onder 4, die slechts in algemene bewoordingen is opgesteld, onvoldoende aandacht heeft besteed aan de specifieke omstandigheden van dit geval. Het beroep is daarom gegrond.
7. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Daarbij zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat eisers onweersproken hebben gesteld dat gedurende een periode van meer dan 30 jaren een goede staat van dienst is opgebouwd, dat bij 1300 voorgaande steekproeven van [eiser] geen overtredingen zijn geconstateerd en dat geen sprake was van een moedwillige overtreding, maar van onachtzaamheid van [eiser] .
Tevens wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de directe schade van een intrekking van de erkenning voor de garage voor een periode van zes weken door de boekhouder van eisers is geschat op ongeveer € 35.000,- en dat de intrekking mogelijk zal leiden tot verlies van een grote klant, te weten de politie Zaanstreek Waterland, en andere klanten. Dergelijke nadelige gevolgen acht de rechtbank onevenredig in verhouding tot de met de besluiten te dienen doelen. Dat neemt echter niet weg dat er wel aanleiding is voor toepassing van sancties voor zowel keurmeester als erkenninghouder omdat zij tekort zijn geschoten in verplichtingen die zij door deelname aan het stelsel van APK-keuringen vrijwillig op zich hebben genomen. Naleving en handhaving van die verplichtingen is van essentieel belang voor de verkeersveiligheid en op eisers rust in dat kader een zware verantwoordelijkheid. Tijdelijke intrekkingen van erkenning en bevoegdheid zijn als handhavingsmaatregelen bij overtredingen zoals die zich in dit geval hebben voorgedaan niet onredelijk. Anders dan eisers hebben bepleit, is er daarom geen reden te volstaan met een mondelinge waarschuwing.
De rechtbank zal de keuringsbevoegdheid van [eiser] voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor de duur van vier weken intrekken en de erkenning van Paltrok B.V. voor het uitvoeren van periodieke keuringen van de categorie voertuigen tot en met 3500 kg intrekken voor de duur van twee weken. De intrekkingen gaan in op 26 februari 2018 zodat lopende afspraken kunnen worden nagekomen. Met intrekkingen van deze duur wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan zowel het algemeen belang van de verkeersveiligheid als aan de bedrijfseconomische belangen van eisers.
8. De rechtbank veroordeelt verweerster in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 501,- per punt en een wegingsfactor 1, waarbij wordt uitgegaan van samenhangende zaken).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- herroept de primaire besluiten van 15 augustus 2017;
- bepaalt dat de keuringsbevoegdheid van [eiser] voor de categorie voertuigen
tot en met 3500 kg voor de duur van vier weken wordt ingetrokken, ingaande
26 februari 2018;
- bepaalt dat de erkenning van Paltrok B.V. voor de categorie voertuigen tot en met
3500 kg voor de duur van twee weken wordt ingetrokken, ingaande 26 februari 2018;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,-;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. C. van Steenoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.