ECLI:NL:RBNHO:2018:9622

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
6591513 \ WM VERZ 18-39
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een opgelegde administratieve sanctie in het kader van verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep kennelijk ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 9 maart 2018, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig waren. Tijdens de zitting is gebleken dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht niet voldoende informatie bevatte om vast te stellen of de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen foto van de gedraging in het dossier aanwezig was, wat in strijd is met artikel 10 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie niet meer de gelegenheid krijgt om deze foto alsnog te overleggen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of de overtreding op het bewuste tijdstip heeft plaatsgevonden, wat leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De kantonrechter vernietigt de beslissing van de officier van justitie en bepaalt dat de boete aan de betrokkene moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 6591513 \ WM VERZ 18-39
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 6 november 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : [naam] , wonende te [woonplaats] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 maart 2018. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft aanleiding gezien om partijen over en weer in de gelegenheid te stellen stukken in te dienen en daarop te reageren. Vervolgens heeft de kantonrechter uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In deze zaak bevat de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, slechts een weergave van het overtreden wetsartikel, de opgave van de RDW en het geslacht van de betrokkene. De verklaring van de verbalisant houdt niet in dat er een foto van de gedraging beschikbaar is. Dat de overtreding met een fotocamera is geregistreerd, is in de beroepsfase bij de kantonrechter gebleken. Maar ook bij de kantonrechter bevindt de foto zich niet in het dossier. Het in het dossier aanwezige aanvullend proces-verbaal met foto betreft niet een op onderhavige zaak betrekking hebbend stuk aangezien dit toeziet op het parkeren op de Breedstraat.
Uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:1050) volgt dat in zijn algemeenheid de eis mag worden gesteld dat uit de in het zaakoverzicht opgenomen verklaring blijkt dat de verbalisant zijn wetenschap dat de gedraging is verricht, ontleent aan camerabeelden. De tekst in het zaakoverzicht zal bij de huidige stand van zaken van dossiervorming en informatieverstrekking door het openbaar ministerie voor een betrokkene (en de rechter, later oordelend) de enige aanwijzing zijn dat er een foto is gemaakt en dat er derhalve meer op de zaak betrekking hebbende stukken zijn (geweest) dan het zaakoverzicht.
In de procedure van beroep bij de kantonrechter is de wijze waarop de betrokkene de beschikking kan krijgen over op de zaak betrekking hebbende stukken geregeld in artikel 11, vijfde lid, van de Wahv. Ingevolge dit artikellid worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken, nadat zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, neergelegd ter griffie van de rechtbank en wordt de betrokkene daarvan mededeling gedaan. Hij kan deze stukken inzien en/of een afschrift ervan vragen. Ook deze bepaling brengt mee dat indien er een foto van de gedraging is, deze dient te behoren tot de stukken van het dossier. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat een latere vernietiging van de foto's op overwegingen ontleend aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet meebrengt dat op de zaak betrekking hebbende stukken verloren (kunnen) gaan. Voor de compleetheid van het dossier dient de officier van justitie zorg te dragen. Deze moet, ingevolge artikel 10 van de Wahv, het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank brengen.
De kantonrechter acht voor de beoordeling van onderhavige zaak kennisneming van de gedraging gemaakte foto noodzakelijk. Deze foto bevindt zich echter, in strijd met artikel 10 van de Wahv, niet in het dossier. De kantonrechter zal de officier van justitie in dit stadium van de procedure daarvoor niet meer de gelegenheid bieden.
De kantonrechter overweegt dat met de summiere gegevens uit het zaakoverzicht en de beantwoording van de door de kantonrechter gestelde vragen niet kan worden vastgesteld of de gedraging op het bewuste tijdstip is gepleegd en verbindt hieraan de gevolgtrekking dat het beroep gegrond zal worden verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: