Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een beslaglegging door [eiseres] op het aandeel van [gedaagde] in de gemeenschappelijke woning, welke beslag volgens [gedaagde] onrechtmatig was. De achtergrond van de zaak ligt in een echtscheidingsprocedure en eerdere vonnissen met betrekking tot alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 12 april 2011 is ontbonden en dat er verschillende juridische procedures hebben plaatsgevonden over alimentatie en de verdeling van de gemeenschappelijke woning. Op 14 mei 2018 heeft [eiseres] executoriaal derdenbeslag gelegd op het aandeel van [gedaagde] in de woning, maar dit beslag werd door de deurwaarder als een vergissing erkend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beslag nietig was, omdat het niet steunde op een executoriale titel, en dat [eiseres] geen dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft het gevorderde verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 februari 2014 toegewezen en de dwangsom die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen vastgesteld op € 35.000,00 voor iedere overtreding van het verbod, tot een maximum van € 70.000,00.