Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
- de brief van de zijde van [gedaagde] van 23 oktober 2018 met producties 1 tot en met 4,
- de e-mail van de zijde van [eiser] van 24 oktober 2018 met productie 7,
- de mondelinge behandeling op 25 oktober 2018,
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
- [eiser], bijgestaan door mr. Coskun voornoemd,
- mr. Knaap.
2.De feiten
[datum]te
[plaats]met elkaar trouwen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
behoevente kennen in de zin dat hij er onderzoek naar zou moeten doen, zoals zou gelden op grond van artikel 3:11 BW. [1] [gedaagde] hoefde derhalve, anders dan [eiser] stelt, na raadpleging van het huwelijksgoederenregister geen zelfstandig onderzoek te verrichten naar de huwelijkse voorwaarden. [gedaagde] mocht er op het moment van beslaglegging vanuit gaan dat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat haar de daarmee corresponderende verhaalsobjecten ten dienste stonden. De deurwaarder was daarom bevoegd om executoriaal beslag op de Woning te leggen.
816,00