Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 juli 2018, met producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties.
2.De feiten voor zover van belang in het incident
de tot de inboedel behorende zaken als bedoeld in artikel 3:5 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan blijkt uit een aan deze akte te hechten inboedellijst;
de vervoermiddelen, waaronder begrepen de fietsen, auto(‘s), caravan, boot en dergelijke zaken;
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De vordering en het verweer in het incident
5.De beoordeling in het incident
uitlegvan de bepalingen van de samenlevingsovereen-komst. In het onderhavige geschil gaat het niet – in ieder geval niet rechtstreeks – om de uitleg van de overeenkomst. Het geschil gaat over de omvang van de gemeenschap en de verdeling ervan. Op zijn minst hebben partijen hierdoor niet ondubbelzinnig afstand gedaan van hun recht op toegang tot de rechter. De rechtbank is dan ook bevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
6.De beslissing
2 januari 2019voor conclusie van antwoord aan de zijde van [naam 2] .