ECLI:NL:RBNHO:2019:10210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
7516849 \ CV EXPL 19-1535
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door ziekte piloot en acties van vakbond

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Finnair, na de annulering van hun vlucht van Helsinki naar Tokio op 28 december 2016. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De passagiers stelden dat de annulering van hun vlucht het gevolg was van een ziekte van de piloot en acties van de Finnish Pilots' Association (FPA), en dat Finnair hen daarom moest compenseren. Finnair betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de ziekmelding van de piloot en de acties van de FPA, die de luchtvaartmaatschappij niet kon voorzien of voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat de ziekte van de piloot en de acties van de FPA geen buitengewone omstandigheden opleverden in de zin van de Verordening. De rechter stelde vast dat de annulering van de vlucht binnen de risicosfeer van Finnair viel en dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe en veroordeelde Finnair tot betaling van € 1.381,50, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7516849 \ CV EXPL 19-1535
Uitspraakdatum: 18 december 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2. [passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke LL.B.
tegen
de buitenlandse vennootschap
Osakeythiö Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen Finnair
gemachtigde mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 oktober 2018 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Helsinki met vluchtnummer AY846 op 27 december 2016 en vervolgens van Helsinki naar Tokio (Japan) op 28 december 2016 met vluchtnummer AY73.
2.2.
Vlucht AA846 had als geplande aankomsttijd 22:30 uur lokale tijd op 27 december 2016. De passagiers zijn met deze vlucht met een vertraging van 6 minuten in Helsinki aangekomen.
2.3.
Vlucht AY73 is geannuleerd. De geplande vertrektijd van deze vlucht was op 28 december 2016 om 17:20 uur lokale tijd. De geplande aankomsttijd was op 29 december 2016 om 10:00 uur lokale tijd. De passagiers zijn door Finnair omgeboekt naar alternatieve vluchten en zijn op 30 december 2016 om 10:10 uur lokale tijd dan wel om 10:40 uur lokale tijd op hun eindbestemming te Tokio aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2016, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 september 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de annulering van (het tweede deel van) de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Finnair betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat (het tweede deel van) de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Finnair zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Finnair. Dit is anders indien Finnair kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Finnair voert aan dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In de punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.4.
Finnair voert aan dat de piloot die vlucht AY73 zou uitvoeren, zich op de datum van vertrek van deze vlucht (28 december 2016) om 15:05 uur lokale tijd heeft ziekgemeld. Op de datum van de vlucht kon Finnair geen vervangende piloot vinden en inzetten. Een zestal copiloten was vrij en zou onder normale omstandigheden inzetbaar zijn geweest als reserve. De ziekmelding vond echter plaats op het moment dat de Finnish Pilot’s Association (hierna te noemen: de FPA) haar leden had opgeroepen om geen overuren te maken en niet in te vallen voor zieke collega’s. Er was geen sprake van een staking, maar feitelijk had de actie van de FPA wel dezelfde gevolgen. Deze actie kan worden aangemerkt als een (wilde) actie of staking die voor Finnair uit de lucht is komen vallen en waarop Finnair om die reden in redelijkheid niet heeft kunnen anticiperen. Finnair kon vervolgens niets anders doen dan de vlucht annuleren. Het ging hier bovendien niet om een actie of staking van het eigen personeel van Finnair, maar om een actie of staking van alle leden van de FPA, waarvan Finnair voor de normale uitoefening van haar eigen activiteiten afhankelijk is en waarop Finnair geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Finnair kon derhalve geen besluiten nemen om de tevredenheid van haar personeel en het risico op dergelijke acties of stakingen te beïnvloeden. Finnair is bovendien blijven onderhandelen met de FPA over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst.
4.5.
De passagiers hebben niet betwist dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door de ziekte van de piloot en acties van FPA leden. De passagiers hebben evenwel gesteld dat de ziekmelding van een piloot geen buitengewone omstandigheid oplevert. Volgens de passagiers is een ziekmelding van een piloot een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Ook een aangekondigde staking van het eigen personeel levert, volgens de passagiers, geen buitengewone omstandigheid op. Voorts wordt door de passagiers betwist dat Finnair geen invloed heeft gehad in het proces; zij is immers de partij die heeft onderhandeld met de vakbond. Hieruit volgt dat Finnair bij uitstek de partij is die invloed heeft kunnen uitoefenen op het proces en weldegelijk heeft kunnen anticiperen op een mogelijke staking. Finnair heeft ruimschoots de tijd heeft gehad om maatregelen te treffen om de annulering van de vlucht te voorkomen en heeft daarbij nagelaten de gevolgen voor de passagiers te beperken, aldus de passagiers.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat niet gebleken is van een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening en neemt daarbij in overweging dat ziekteverzuim in de risicosfeer van de luchtvaartmaatschappij ligt. Het feit dat er geen reservepiloten beschikbaar vanwege de actie van de FPA is een omstandigheid die naar aard en oorsprong binnen de invloedsfeer van de luchtvaartmaatschappij valt. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat Finnair blijkens een door haar overgelegd persbericht van 28 november 2016 (een maand voor de onderhavige geannuleerde vlucht) bekend was met mogelijke acties:
“(…) Finnair is preparing for possible individual flight cancellations due to working restrictions set by the Finnish Pilots’ Association (…) Collective labor agreement negotiations are still ongoing between Finnair and the pilot union (…) Finnair may need to cancel a flight for example if a pilot becomes ill and there aren’t enough standby and management pilots to fill the position. (…)”.
4.7.
Finnair heeft in het midden gelaten wat de eisen van de piloten waren en welke partijen nog meer bij de onderhandelingen betrokken waren. Uit het persbericht van 28 november 2016 begrijpt de kantonrechter dat de Finnair in onderhandeling was met de FPA, over andere partijen wordt niet gesproken. Finnair heeft weliswaar aangevoerd dat de onderhandelingen niet slechts piloten in dienst bij Finnair betreffen, maar aan de andere kant bevestigt Finnair dat de meeste leden van de FPA piloten in dienst bij Finnair zijn.
4.8.
De kantonrechter overweegt voorts dat een (vorm van) staking van eigen personeel in de regel een protestgeluid is om een wens tot verbetering van het loon of andere arbeidsvoorwaarden kracht bij te zetten of om duidelijk te maken dat men het oneens is met (aangekondigd) beleid van de werkgever. Dat is hier niet anders. Volgens Finnair betrof het in het voorliggende geval door de FPA onaangekondigde acties naar aanleiding van het aflopen van de collectieve arbeidsovereenkomst. In die omstandigheid is het gebruikelijk dat een personeelsvertegenwoordiger, dan wel de vakbond, de bij het betrokken personeel levende onvrede kenbaar maakt bij de werkgever, en tracht daarover met haar in gesprek te gaan, voordat naar het (zware) middel van acties of een staking wordt gegrepen. Finnair heeft weliswaar aangevoerd dat het hier om onaangekondigde ‘prikacties’ ging, maar hieruit volgt - mede gezien het persbericht van 28 november 2016 - niet per definitie dat deze acties voor Finnair niet voorzienbaar waren en ook niet dat Finnair daadwerkelijk geen invloed kon uitoefenen om acties te voorkomen.
4.9.
Nu Finnair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Finnair heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het primair gevorderde bedrag van € 181,50 inclusief btw niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief inclusief btw van € 217,80, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van Finnair, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 29 december 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 360,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Finnair tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de dag van betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter