ECLI:NL:RBNHO:2019:1038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
6557515 \ CV EXPL 18-8
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door omboeking passagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege een vertraging van hun vlucht BA431 van Amsterdam naar Londen op 9 april 2015. De passagiers, die hun aansluitende vlucht naar Accra, Ghana, hebben gemist, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechtbank Noord-Holland heeft vastgesteld dat de vertraging van 42 minuten niet rechtstreekse oorzaak was van het missen van de aansluitende vlucht, maar dat de omboeking van passagiers van een andere vlucht, die niet meer mee wilden, leidde tot een vertraging van 17 minuten. British Airways voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een staking van de Franse luchtverkeersleiding en restricties van de luchtverkeersleiding in Londen. De rechtbank oordeelde echter dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat er voldoende reservetijd was ingepland voor de overstap en dat de omstandigheid dat passagiers niet meer mee wilden, een buitengewone omstandigheid was die niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De rechtbank heeft British Airways veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6557515 \ CV EXPL 18-8
Uitspraakdatum: 20 februari 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. V. Drijfhout
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 maart 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Bij vonnis (in het incident) van
10 augustus 2017 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Haarlem (Noord-Holland).
1.2.
Op 6 december 2017 hebben de passagiers een herstelexploot betekend en British Airways gedagvaard voor deze rechtbank. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.3.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Londen Heathrow met vluchtnummer BA431 op 9 april 2015 met geplande vertrektijd 9:40 uur en aansluitend van Londen Heathrow naar Ghana Airports (Accra, Ghana) met vluchtnummer BA81.
2.2.
Vlucht BA431 is door British Airways met een vertraging van 42 minuten uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Accra hebben gemist. British Airways heeft de passagiers omgeboekt. De passagiers zijn circa 15 uur later op de eindbestemming aangekomen dan oorspronkelijk gepland.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Op grond hiervan stellen de passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
British Airways betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Accra, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Volgens British Airways was de voorgaande vlucht BA430, te weten die van London Heathrow naar Amsterdam, vertraagd als gevolg van beperkingen die door de luchtverkeersleiding van Londen vanwege mist waren ingesteld, waardoor er in de ochtend van 9 april 2015 minder vliegtuigen mochten vertrekken en landen. Daarom is de voorgaande vlucht met een vertraging van 25 minuten op de luchthaven te Amsterdam aangekomen. De overige 17 minuten vertraging is ontstaan doordat een KLM-vlucht is geannuleerd vanwege een staking van de Franse luchtverkeersleiding en de passagiers van die vlucht naar vlucht BA431 waren omgeboekt om vanuit Londen Heathrow verder te gaan naar Toulouse met vlucht BA374, maar er vervolgens voor kozen niet met vlucht BA431 mee te gaan, omdat vlucht BA374 eveneens werd geannuleerd vanwege de staking en de betreffende passagiers daardoor geen vervolgvlucht meer op Londen Heathrow hadden. Deze (15) passagiers moesten daarom met hun bagage van boord worden gehaald. De laatste passagier heeft om 10:20 uur het toestel verlaten en vlucht BA431 is twee minuten daarna om 10:22 uur vertrokken. De restricties van de luchtverkeersleiding en de staking van de Franse luchtverkeerleiding moeten worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden waarop British Airways geen invloed heeft kunnen uitoefenen. British Airways heeft voorts al het redelijke gedaan om de vertraging te voorkomen.
4.4.
Ten aanzien van de door British Airways aangevoerde buitengewone omstandigheden geldt in algemene zin het volgende. Volgens overweging 14 van de considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich met name voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. overweging 15 van de considerans van de Verordening is opgenomen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid bij een langdurige vertraging door een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 9 april 2015 tussen 6:30 uur en 8:30 uur op Londen Heathrow door restricties minder vliegtuigen mochten vertrekken. Restricties leiden echter niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen. In dit geval heeft British Airways niet aangetoond dat het specifieke toestel dat vlucht BA440 op 9 april 2015 heeft uitgevoerd door de restricties van de luchtverkeersleiding langdurig is vertraagd. In ieder geval ging het maar om een vertraging van 25 minuten. Dit valt naar het oordeel van de kantonrechter niet aan te merken als een langdurige vertraging. British Airways kan daarom geen geslaagd beroep doen op (doorwerking van) overweging 15 van de considerans van de Verordening.
4.6.
Ten aanzien van de staking van de Franse luchtverkeersleiding wordt als volgt overwogen. De passagiers hebben niet betwist dat deze staking heeft geleid tot annulering van de vlucht van KLM van Amsterdam naar Toulouse en daarnaast tot annulering van vlucht BA374 van Londen naar Toulouse. Deze staking heeft echter niet rechtstreeks geleid tot de vertraging van de onderhavige vlucht. De directe oorzaak van de vertraging was gelegen in de omstandigheid dat passagiers en hun bagage van boord moesten worden gehaald, omdat zij niet meer met de onderhavige vlucht mee wilden. De kantonrechter oordeelt dat dit laatste op zichzelf een buitengewone omstandigheid oplevert, waarop British Airways geen invloed kon uitoefenen en die niet inherent is aan de aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Weliswaar valt de keuze om deze passagiers naar de onderhavige vlucht om te boeken op zichzelf wel binnen de invloedssfeer van British Airways, maar de omstandigheid dat de passagiers weer van boord wilden niet. Met British Airways is de kantonrechter van oordeel dat van British Airways niet kan worden verwacht dat zij passagiers tegen hun wil vervoert.
4.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of British Airways in de gegeven omstandigheden zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet heeft kunnen vermijden dat het van boord moeten halen van de passagiers tot vertraging van de vlucht leidden. Vast staat dat hierdoor een vertraging van vlucht BA431 van 17 minuten is ontstaan. Het betreft hier naar het oordeel van de kantonrechter een geringe vertraging. De langdurige vertraging van meer dan drie uur is ontstaan door het missen van de aansluitende vlucht. In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10, hierna het Eglitis-arrest) is voor recht verklaard dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij aangegeven dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht na afloop van de buitengewone omstandigheden zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent “volledige uitvoering van de vlucht” in dit geval de volledige uitvoering van de vlucht van Amsterdam naar Accra (de eindbestemming). British Airways diende derhalve tussen de aansluitende vluchten over een buffer te beschikken om de vertraging ten gevolge van buitengewone omstandigheden op te kunnen vangen.
4.8.
British Airways heeft aangevoerd dat in het Eglitis-arrest is geoordeeld dat niet de verplichting geldt om op algemene en niet-gedifferentieerde wijze een minimale reservetijd te plannen die zonder onderscheid geldt voor alle luchtvaartmaatschappijen in alle situaties waarin sprake is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat deze overweging van het Hof British Airways in dit geval niet kan baten. Volgens British Airways hadden de passagiers op Londen Heathrow een overstaptijd van 80 minuten. Zij heeft echter niet toegelicht welke minimale overstaptijd (MCT) op de luchthaven Londen Heathrow voor de passagiers had te gelden, zodat onduidelijk is hoeveel reservetijd er was ingepland. British Airways heeft daarom niet aangetoond dat er voldoende reservetijd in acht was genomen, maar dat de vertraging ten gevolge van een buitengewone omstandigheid er desondanks toe heeft geleid dat de vlucht van de passagiers niet volledig kon worden uitgevoerd.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van British Airways worden verworpen. British Airways is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht en de vordering tot betaling van de hoofdsom zal gelet op de duur van de vertraging worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 maart 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 240,00
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter