ECLI:NL:RBNHO:2019:10554

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
7599995 CV EXPL 19-3184
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Florence naar Amsterdam op 21 oktober 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk harde wind, die de gezagvoerder noopte om de vlucht uit te stellen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter oordeelde dat KLM Cityhopper in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. KLM Cityhopper heeft bewijs geleverd van de weersomstandigheden en de beslissing van de gezagvoerder om te wachten op betere omstandigheden. De rechter oordeelde dat de gezagvoerder de juiste maatregelen had genomen om de veiligheid te waarborgen en dat de omstandigheden niet inherent waren aan de normale uitoefening van de activiteiten van KLM Cityhopper.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat KLM Cityhopper voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers niet in hun gelijk konden worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7599995 \ CV EXPL 19-3184
Uitspraakdatum: 18 december 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde D. Meeuwissen (Yource B.V.)
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLM Cityhopper
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 februari 2019 een vordering tegen KLM Cityhopper ingesteld. KLM Cityhopper heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLM Cityhopper een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met KLM Cityhopper een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLM Cityhopper de passagiers diende te vervoeren van Florence (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 21 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van KLM Cityhopper gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
KLM Cityhopper heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat KLM Cityhopper bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat KLM Cityhopper vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
KLM Cityhopper betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening. Het toestel waarmee de onderhavige rotatie werd uitgevoerd, PH-EZX, is met een vertraging van 12 minuten vertrokken en is om 14:49 UTC, 6 minuten voor schema in Florence gearriveerd. Tijdens het omdraaiproces begon het onverwacht harder te waaien. Om 15:20 UTC werd een wind uit de richting noordoost met een windkracht van 9 knopen en windstoten van 19 knopen. Om 15:50 UTC was de wind nog verder gedraaid in noordoostelijke richting en in kracht toegenomen tot 16 knopen. Dit resulteerde in een tailwind van 16 knopen. Voor het onderhavige toestel, een Embraer 190 geldt een maximale toegestane tailwind van 10 knopen, inmiddels onder bepaalde omstandigheden 15 knopen. Hierdoor kon het toestel niet opstijgen. De gezagvoerder kan niet anders dan wachten op verbetering van de weersomstandigheden. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid van de gezagvoerder. Pas om 18:50 UTC nam de wind significant in kracht af en draaide naar het oosten. Onder die omstandigheden kon worden opgestegen. De vlucht is vervolgens om 19:03 UTC, met een vertraging van 3 uur en 23 minuten aangevangen en met een vertraging van 3 uur en 11 minuten in Amsterdam gearriveerd. De onderhavige omstandigheden zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van KLM Cityhopper.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers met vertraging op de eindbestemming is aangekomen, zodat KLM Cityhopper op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien KLM Cityhopper kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
5.3.
De passagiers stellen dat meerdere vluchten vanaf het vliegveld van Florence zonder vertraging zijn vertrokken. KLM Cityhopper heeft de METAR data niet nader gespecificeerd waardoor voor de passagiers niet duidelijk is hoe zij moeten lezen wat de windkracht is geweest. Voorts kunnen de passagiers niet zomaar aannemen dat het onderhavige toestel een Embraer 190 zou zijn geweest, laat staan dat daar een maximale toegestane tailwind van 10 knopen voor geldt. KLM Cityhopper heeft geen stukken van de luchtverkeersleiding het vluchtplan dan wel loadsheets overgelegd. Zonder het vluchtplan kunnen de passagiers niet vast stellen of de vertraging door buitengewone omstandigheden is ontstaan.
5.4.
De kantonrechter oordeelt dat KLM Cityhopper aan de hand van de overgelegde METAR-gegevens voldoende heeft toegelicht dat er rond de geplande vertrektijd van de vlucht sprake was van harde wind. Tevens heeft KLM Cityhopper voldoende aannemelijk gemaakt dat de vlucht met een Embraer 190 is uitgevoerd. Daarbij heeft KLM Cityhopper ook voldoende toegelicht dat er geen andere stukken voorhanden zijn waarmee zij haar verweer kan onderbouwen en dat de maximaal toelaatbare tailwind niet afhankelijk is van meerdere factoren, maar wordt vastgesteld door de fabrikant van het vliegtuig en daarmee geldt voor alle luchtvaartmaatschappijen.
5.5.
De kantonrechter overweegt voorts dat de gezagvoerder bevoegd is die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen of ter verzekering van de orde en discipline aan boord van het vliegtuig. Het besluit van de gezagvoerder om te wachten totdat de wind zou draaien en afnemen dient hij daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gezagvoerder niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing van de gezagvoerder is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van KLM Cityhopper lagen en door haar hadden kunnen worden voorkomen. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van KLM Cityhopper op buitengewone omstandigheden.
5.6.
De kantonrechter dient vervolgens de vraag te beantwoorden of KLM Cityhopper alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend niet valt in te zien welke maatregelen KLM Cityhopper had kunnen nemen om de vertraging te beperken.
5.7.
De passagiers hebben verzocht, indien KLM Cityhopper zou worden gevolgd in haar stelling dat de vertraging is gelegen in een buitengewone omstandigheid, KLM Cityhopper desondanks te veroordelen in de proceskosten. Hiertoe hebben de passagiers gesteld dat KLM Cityhopper heeft nagelaten te voldoen aan de verplichtingen van de Verordening, Europese Commissie en arresten van het Hof inzake de bewijslast. Dit is in strijd met de hoge bescherming van de passagiers die de Verordening ten doel stelt. Passagiers lopen hierdoor continue een procesrisico, aldus de passagiers.
5.8.
De kantonrechter acht het echter niet aannemelijk dat in het onderhavige geval een procedure voorkomen had kunnen worden. In de onderhavige procedure betwisten de passagiers immers dat de reden van de vertraging een buitengewone omstandigheid oplevert. De passagiers zullen dan ook als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLM Cityhopper worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLM Cityhopper worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van KLM Cityhopper.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLM Cityhopper worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter