In deze zaak heeft de buitenlandse rechtspersoon Flightright GmbH, gevestigd te Potsdam, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is ingesteld op 7 december 2018, na de annulering van vlucht KL 1763 op 27 maart 2018, die de passagier van Amsterdam naar Frankfurt zou vervoeren. Flightright vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
KLC heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk hevige mist op de luchthaven Schiphol, waardoor de luchtverkeersleiding de capaciteit moest beperken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat KLC onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de passagier zijn vorderingsrecht aan Flightright heeft overgedragen en dat Flightright ontvankelijk is in haar vordering.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 250,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de annulering. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat Flightright niet voldoende heeft aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt in overeenstemming met de geldende richtlijnen. KLC is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen in deze procedure.