ECLI:NL:RBNHO:2019:10624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
C/15/295342 / HA RK 19-211
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een civiele zaak

Op 31 oktober 2019 heeft verzoeker, wonende te Zaandam, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.S. Friedberg, de rechter in de hoofdzaak met zaaknummer C/15/295342 / HA RK 19-211, die aanhangig is bij de Rechtbank Noord-Holland, team F&J Haarlem. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat hij meende dat de rechter de visie van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) eenvoudig had overgenomen en hem onvoldoende tijd had geboden om zijn standpunten naar voren te brengen. De rechter heeft echter aangegeven dat de gang van zaken ter zitting anders was verlopen dan verzoeker had ervaren. Zij stelde dat de beleving van de vader ter zitting centraal stond en dat verzoeker voldoende tijd had gekregen om zijn visie te delen, inclusief extra spreektijd toen hij aangaf zich niet gehoord te voelen.

De wrakingskamer heeft de zaak op 31 oktober 2019 behandeld en geconcludeerd dat de rechter de gang van zaken ter zitting heeft bepaald en dat de beslissing om de behandeling af te ronden een processuele beslissing is die geen grond voor wraking kan opleveren. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker zijn verzoek heeft gegrond op zijn persoonlijke beleving, maar dat zowel de rechter als de vertegenwoordiger van de GI hebben aangegeven dat verzoeker voldoende tijd heeft gekregen. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. W.J. van Andel (voorzitter), mr. T.S. Röell en mr. J.J. Dijk (leden), in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander (griffier). Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/295342 / HA RK 19-211
Beslissing van 31 oktober 2019
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te Zaandam,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.S. Friedberg,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 31 oktober 2019 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de zaak met zaaknummer C/15/295342 / HA RK 19-211 (hierna te noemen: de hoofdzaak), die aanhangig is bij deze rechtbank, team F&J Haarlem.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 31 oktober 2019. Verzoeker, de rechter en de heer [vertegenwoordiger GI] , als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) (hierna te noemen: de GI) zijn gehoord.

2.De standpunten

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – aangevoerd te hebben ervaren dat de rechter de visie van de GI eenvoudig heeft overgenomen en hem onvoldoende tijd heeft geboden om de punten naar voren te brengen die hij belangrijk acht. Hij meent dat de rechter op grond hiervan vooringenomen is.
2.2
De rechter heeft aangegeven de gang van zaken ter zitting anders te hebben ervaren dan verzoeker. In haar visie is voornamelijk de beleving van de vader ter zitting besproken. Op enig moment heeft zij laten weten de behandeling te willen afronden. Toen de vader aangaf haar te willen wraken, heeft zij hem nog tien minuten gegeven om zijn visie naar voren te brengen. Daarna heeft verzoeker haar alsnog gewraakt. De rechter bestrijdt vooringenomen te zijn en van enige vooringenomenheid blijkt ook niet uit de gang van zaken tijdens de zitting.
2.3
De vertegenwoordiger van de GI heeft laten weten de zitting op dezelfde manier te hebben beleefd als de rechter.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
De wrakingskamer overweegt dat de rechter degene is die de gang van zaken ter zitting bepaalt. De beslissing om de behandeling ter zitting af te ronden is een processuele beslissing, die geen grond voor wraking kan opleveren. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft gegrond op zijn beleving dat de rechter hem onvoldoende tijd heeft gegund om zijn kant van het verhaal te belichten. De rechter en de GI hebben echter aangegeven dat verzoeker ruim de tijd heeft gekregen om zijn visie naar voren te brengen, en dat hij van de rechter extra spreektijd heeft gekregen op het moment dat hij zei zich niet gehoord te voelen. Ook materieel oordeelt de wrakingskamer dat van enige vooringenomenheid niet is gebleken.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de GI en in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. T.S. Röell en mr. J.J. Dijk, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.