ECLI:NL:RBNHO:2019:10972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
7093436 \ CV EXPL 18-6227
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie vordering luchtvaartmaatschappij afgewezen wegens buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Transportes Aereos Portugueses S.A. (TAP), een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Lissabon, Portugal. De vordering betreft compensatie voor vertraging van een vlucht op 18 juli 2016, waarbij passagiers van Schiphol naar Lissabon en vervolgens naar Terceira zouden worden vervoerd. Door een vertraging van 49 minuten van vlucht TP669 hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist, wat resulteerde in een aankomstvertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. Airhelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

TAP betwistte de vordering en voerde aan dat er geen rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden van de vorderingsrechten van de passagiers aan Airhelp. Daarnaast stelde TAP dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT (Calculated Take Off Time), die de luchtvaartmaatschappij niet kon vermijden. De kantonrechter oordeelde dat de opgelegde CTOT inderdaad als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, waardoor TAP niet aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter concludeerde dat TAP alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en wees de vordering van Airhelp af. Airhelp werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om vrijgesteld te worden van compensatieverplichtingen. De zaak illustreert ook de complexiteit van het recht op compensatie voor luchtreizigers en de rol van cessie in dergelijke vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7093436 / CV EXPL 18-6227
Uitspraakdatum: 18 december 2019
Vonnis in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon, Portugal
gedaagde
hierna te noemen: TAP
gemachtigde: mr. G. van Lieshout

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 14 juni 2018 een vordering tegen TAP ingesteld. TAP heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd. In haar conclusie van repliek heeft Airhelp een voorwaardelijk incident opgeworpen. TAP heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven Vervolgens heeft Airhelp nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben met TAP een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan TAP de passagiers diende te vervoeren van Schiphol naar Lissabon (Portugal) met vlucht TP669 en van Lissabon naar Terceira (Portugal) met vlucht TP1821 op 18 juli 2016, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht TP669 stond gepland te vertrekken om 07:00 uur (lokale tijd) en te arriveren om 09:00 uur (lokale tijd). Vlucht TP669 is met een vertraging van 49 minuten uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Terceira gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van TAP gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
TAP heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat TAP, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, waaronder begrepen de extra kosten voor betekening in het buitenland en de vertaalkosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat TAP vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
TAP betwist de vordering. Zij heeft primair aangevoerd dat er geen rechtsgeldige cessie tot stand is gekomen. Voor een geldige cessie is vereist dat er mededeling van de overdracht wordt gedaan aan TAP. TAP heeft echter nooit van Airhelp of de passagiers vernomen dat de vordering aan Airhelp is overgedragen. Aangezien niet aan de mededelingsplicht is voldaan, is de vermeende vordering op TAP niet gecedeerd. Daarbij komt dat het “Assignment Form” onleesbaar is. Airhelp dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voorts voert Tap aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1 onder C jo artikel 7 lid 1 van de Verordening. Airhelp geeft als grondslag voor de vordering dat vlucht TP699 was “verstoord.” Airhelp heeft hiermee niet voldaan aan de stelplicht.
4.2.
In haar conclusie van dupliek doet TAP een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vlucht TP669 vertraagd is uitgevoerd als gevolg van een besluit van de luchtverkeersleiding. Deze vlucht heeft een ATFM SLOT restrictie opgelegd gekregen, te weten een nieuwe CTOT. Deze restrictie was specifiek opgelegd aan vlucht TP669. Hierdoor is vlucht TP669 met een vertraging van 55 minuten vertrokken en uitgevoerd met een vertraging van 49 minuten. TAP kan geen invloed uitoefenen op beslissingen van de luchtverkeersleiding en kon de vertraging van vlucht TP669 niet voorkomen. TAP voert voorts aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen en heeft de passagiers op de eerstvolgende beschikbare vlucht naar de eindbestemming geboekt.
4.3.
TAP betwist tevens de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en vertaalkosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.1.
TAP voert aan dat Airhelp niet bevoegd is tot het innen van de onderhavige vordering. Er heeft volgens TAP geen geldige cessie plaatsgevonden, omdat dat Airhelp geen mededeling van de akte van cessie heeft ontvangen. Airhelp is daarom volgens niet-ontvankelijk in haar vordering. Allereerst dient dus beoordeeld te worden of sprake is van een rechtsgeldige cessie.
5.2.
Een rechtsgeldige cessie dient onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 BW aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. De in artikel 3:94 lid 1 BW bedoelde mededeling kan in elke vorm geschieden. De akte van cessie is bij de dagvaarding gevoegd. Aan het mededelingsvereiste is in ieder geval voldaan toen de cessie in deze procedure, zo niet bij dagvaarding dan wel bij repliek, ter kennis van TAP is gebracht. Niet vereist is dat een cessie al voltooid is op het moment van de dagvaarding. Voorts stelt de kantonrechter vast dat het “Assignment Form” bij de dagvaarding duidelijk leesbaar is. Gelet op het voorgaande is aan de vereisten voor een geldige overdracht van de vordering door de passagiers aan Airhelp voldaan. Airhelp is dan ook ontvankelijk in haar vordering. De vordering van de passagiers tot voeging/tussenkomst behoeft geen behandeling, nu de voorwaarde niet is vervuld.
5.3.
TAP heeft verder aangevoerd dat Airhelp niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Het betreft de grondslag van het recht op compensatie. Airhelp heeft in dit kader bij repliek hetgeen zoals hierboven onder 2.2. is vermeld naar voren gebracht. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van Airhelp hersteld. De kantonrechter oordeelt dat TAP hierdoor niet in haar procesbelang is geschaad, nu TAP hierop bij dupliek inhoudelijk heeft gereageerd.
De kantonrechter overweegt voorts als volgt. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Gelet daarop is TAP gehouden Airhelp te compenseren, tenzij TAP op grond van artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
TAP heeft in dat kader aangevoerd dat de vertraging is ontstaan als gevolg van een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT. De vraag die voorligt is of TAP met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.5.
Uit het door TAP overgelegde NOTAM bericht (Notice to Airmen) blijkt dat op 18 juli 2016 Eurocontrol een nieuwe CTOT heeft opgelegd aan vlucht TP669. De nieuwe CTOT is specifiek opgelegd aan het toestel dat vlucht TP669 zou uitvoeren. Dit blijkt uit de in het NOTAM bericht opgenomen Aircraft Identification (ARCID TAP669). Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Uit het overgelegde vluchtrapport van vlucht TP669 blijkt vervolgens dat de vlucht met een vertraging van 49 minuten is uitgevoerd als gevolg van de CTOT (vertragingscode 81). Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Vervolgens is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht TP669. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht TP1821 gemist. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of TAP alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hadden tussen de twee aansluitende vluchten 50 minuten overstaptijd gepland. Onduidelijk is gebleven hoeveel reservetijd TAP bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van deze vluchten. Dit neemt niet weg dat de passagiers een aankomstvertraging van 49 minuten hadden en dat zij, ook al zou TAP voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. TAP heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van TAP worden gevergd. TAP heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers zo veel mogelijk te beperken.
5.7.
De gevorderde hoofdsom zal gelet op het voorgaande worden afgewezen. De overige verweren van TAP behoeven derhalve geen bespreking.
5.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Airhelp worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door TAP worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor TAP worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van TAP, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeeld Airhelp tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover TAP daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter