In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Transportes Aereos Portugueses S.A. (TAP), een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Lissabon, Portugal. De vordering betreft compensatie voor vertraging van een vlucht op 18 juli 2016, waarbij passagiers van Schiphol naar Lissabon en vervolgens naar Terceira zouden worden vervoerd. Door een vertraging van 49 minuten van vlucht TP669 hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist, wat resulteerde in een aankomstvertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. Airhelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.
TAP betwistte de vordering en voerde aan dat er geen rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden van de vorderingsrechten van de passagiers aan Airhelp. Daarnaast stelde TAP dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT (Calculated Take Off Time), die de luchtvaartmaatschappij niet kon vermijden. De kantonrechter oordeelde dat de opgelegde CTOT inderdaad als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, waardoor TAP niet aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter concludeerde dat TAP alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en wees de vordering van Airhelp af. Airhelp werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om vrijgesteld te worden van compensatieverplichtingen. De zaak illustreert ook de complexiteit van het recht op compensatie voor luchtreizigers en de rol van cessie in dergelijke vorderingen.